Voorafgaand: Bruut Stuitelaar heeft zijn boek IK BEN HIER! geschreven en wordt daarover geïnterviewd door Charlotte Levendig. (De avond voor het interview is hij nog overvallen, maar de kluizenaar heeft de indringer weg kunnen jagen.) Stuitelaar vertelt hoe hij als jong manneke in een weeshuis terechtkwam.

Bruut: ‘Een van die paters kon zijn tengels niet thuishouden, zal ik maar zeggen.’

Charlotte onderbreekt: ‘Je schrijft dat je daarom uit het gesticht bent gevlucht en jezelf hebt aangemeld bij het leger. Daar heb je een opleiding gevolgd tot marinier. Naderhand ben je de bewuste pater nog eens gaan opzoeken in het internaat en zoals je beschrijft, heb je hem met een heet strijkijzer zodanig toegetakeld, dat hij verder misbruik voor de rest van zijn leven op zijn buik kon schrijven.’ ‘Zo kan je het wel stellen ja. Wie zich brandt moet op de blaren zitten, zeggen ze. Heb er nooit meer iets van gehoord, van die gast.’

‘Als marinier werd je uitgezonden, naar de Balkan. Je hebt daar een tijd als gevangene in een concentratiekamp doorgebracht. De scene waarin je je ontsnapping beschrijft zou in een film van James Bond niet misstaan.’ Bruut stopt zijn pijp, steekt de vlam erin, inhaleert en steekt van wal. ‘Inderdaad 007, ik was krijgsgevangen genomen, maar het lukte mij na een maand om uit te breken. Tijdens mijn vlucht kwam ik bij een gigantisch stuwmeer uit. Dat bleek voor mij de enig overgebleven uitweg en zou ik zwemmend moeten oversteken. Ik liet me in het water zakken, maar sodeju; in die plas krioelde het van een soort van gigantische moeralen. Levensgevaarlijke beesten. Ik probeerde een beetje aan de kant van het meer te blijven, maar toen moest ik wel; bewakers zaten mij op de hielen en namen mij op de korrel. Het was werkelijk niet te bevatten. Ik dook onder het oppervlak maar keek recht in de smoel van een paling zoals ik nog nooit gezien had. Ik zag mezelf al in die bek verdwijnen, maar het monster schrok nog meer van mij en verdween. Ik kon verder mijn pad vervolgen. Dat was wel meteen het engste gedeelte van mijn vlucht. Nadat ik het meer had overgestoken was ik kapot! Ik heb minstens een dag geslapen aan de waterkant, schat ik.’ Bruut pauzeert even, neem een slok koffie en stoomt verder.

‘Tijdens mijn verdere vlucht kwam ik in een dorpje terecht en daar hielpen mensen mij om onder te duiken. Na een tijdje mocht ik meehelpen op het land, kon ik toch iets terug doen. Op een dag kwam er een meisje voorbij gelopen en geloof het of niet, ik werd als door een bliksemschicht getroffen! Ik moest mij in de arm knijpen, om te controleren of ik niet droomde. Dat meisje was Ivanka. Zij heeft mij fantastisch  geholpen en is daarna bij mij gebleven. We kregen samen een zoontje en we waren gelukkig. Tot ik op een dag thuiskwam en Ivanka was verdwenen met mijn zoon. Ik heb ze nooit terug kunnen vinden. Tot op de dag van vandaag vraag ik me af, waar ze zijn gebleven. Dat is werkelijk onvoorstelbaar, als mensen die je zo na staan verdwijnen. Dat was tien jaar geleden.’ Bruut raakt een beetje emotioneel. Charlotte zit op het puntje van haar stoel.


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder