Het is guur weer buiten. De maan schijnt door de bomen. Deze schijnt met een flauw schijnsel op een roodgekleurde telefooncel. Binnen in de telefooncel staat iemand druk te telefoneren. Vast een buitenlander, want wie heeft er tegenwoordig geen mobiel. Met een zwaar cockneyaccent stoot de man aan de telefoon met luide stem boze klanken uit. Gelukkig zorgt een taaldetector voor een juiste vertaling. In de lichtbalk boven de telefooncel verschijnen de volgende woorden: Bloody hell. I don’t have enough money to buy presents anymore. And I still have many houses to visit. The shops are closing. So seriously, I have a problem.

De maan vertoont een brede glimlach en schiet te hulp. Met behulp van zijn maatje Donder en Bliksem schiet er uit de lucht een merkwaardig voertuig naar beneden. Een soort houten kar op stokken die aangestuurd wordt door vreemde bokken. De achterkant is volgestouwd met kleurige pakketjes. Op de voorste bok zit een klein mannetje die telkens ho, ho roept. Maar de bokken willen niet stoppen. Zij hebben een missie. Landen op de aardkloot, dicht bij een rode telefooncel. De man in de telefooncel houdt scherp de lucht in de gaten. De laatste keer dat de maan hem te hulp schoot landde er een vreemd konijn op zijn hoofd. Dat was ergens in het voorjaar. Nu is het winter. Alles wat nu uit de lucht valt komt veel harder aan.

Met een zachte landing ploft de kar op stokken vlak langs de telefooncel. Op de achterbank zitten twee Polen die veel lol hebben met elkaar. Ze drinken uit een blikje cola en dragen lange baarden. Het kleine mannetje voor op de bok springt van de kar en loopt naar de man in de telefooncel. Die kijkt met grote schrik uit de raam van zijn telefooncel. Wat heeft de maan in hemelsnaam nu weer op hem afgestuurd.
“‘Did you rang?” vraagt het kleine mannetje met een diepe basstem. “Doctor Who I presume? My name is Bloody Hell. Nice to meet you.”

Dokter Wie is nu helemaal van zijn paadje. Hoe weet die kleine opdonder nu hoe hij heet. Dat was niet afgesproken. Het geheim genootschap moet hierover worden ingelicht. Dit kan echt niet zo.
“Well Bloody Hell, I see you brought some packages. Very nice. You can drop them over there. I need no further help. Thank you and goodbye.”

Dokter Wie blaast snel op zijn vingers. Uit de bosjes springen vliegensvlug drie zwarte mannen uit de struiken. Nou ja, zwart, ze hebben wat zwarte vlekken in hun gezicht. Het zijn eigenlijk gewoon drie smeerpoetsen. “Gossiepikkie, hebben jullie je weer niet gewassen?” roept dokter Wie hen vermanend toe. “We moesten toch lijken op Zwarte Piet!?” antwoorden de drie in koor. Dat is waar. Dat was dokter Wie even vergeten. Het is ook allemaal zo hectisch geweest vandaag. Eerst een telefoontje uit Spanje dat Sinterklaas met Spaanse griep in bed ligt en dan als de retescheet vervanging zoeken. Niemand beschikbaar, niemand gevonden op zo’n korte termijn. Dus zelf de klos. Niets voor hem. Hij haat alles wat met kleine kinderen te maken heeft en met commercie. Maar ja, tradities kun je niet ontlopen. Tijd om brood en spelen af te leveren. De wind blaast guur. Hij zoekt dekking achter zijn schimmel en geeft de drie mannen opdracht om het paard vol te laden. Op naar de eerste nachtshift. Hij drukt zijn mijter nog een stevig over zijn oren en knoopt zijn mantel dicht. De baard waait bijna van zijn kin. Klereding.


Harrie

Tijdreiziger

3 reacties

Boukje · 7 december 2011 op 20:41

Goh Harrie je hebt echt humor!
Dat had ik nog niet eerder zo duidelijk gezien…

Dit stukje heb ik hardop lachend gelezen 😆

Harrie · 8 december 2011 op 16:30

Dankjewel voor je reactie Boukje. Ben blij dat ik je aan het lachen heb kunnen maken.

Bhakje · 8 december 2011 op 16:57

Ik moet zeggen dat ik moet wennen aan de schrijfsels van Harrie, wat niet weg neemt dat ik er wel van geniet. Ik zou wel eens een kijkje willen nemen in de schakelkast van de rode telefooncel. Al denk ik niet dat me dat wijzer zal maken, gelukkig niet zelfs. Wel met plezier en genoegen gelezen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder