Doodsverwensing

Zonder iets te zeggen opende u de deur voor uw kleinzoon. Terwijl ik mijn jas ophing was u al naar de woonkamer gelopen en weer aan de eettafel gaan zitten. “Beste jongen, pak gerust wat te drinken voor jezelf. Ik hoef niks”, zei u gelaten. Ik ging zwijgend tegenover u aan de eettafel zitten. Met in mijn ene hand een warme kop thee en in de andere hand uw ijskoude hand. De wandklok in de woonmaker was al niet veel spraakzamer. “De wijzers van mijn wandklok staan stil. Mijn tijd zal spoedig komen op een moment dat God dat wil”, zei u met een geleende glimlach nadat u zag dat mijn ogen keken in de richting van de stilstaande klok die achter u hing. “Ik vergeet veel maar helaas niet dat mijn lichaam net zoals de klok achter me geen heel uur meer gaat slaan.”

Illusie armer

Een groot dilemma dringt zich op. Het opbiechten van de collectieve Sinterklaasleugen. Hoe vertel je je dochter dat haar papa en mama al die jaren haar Sinterklaascadeaus hebben gekocht? Dat het geen toeval was dat er rond december opvallend vaak worteltjes op het menu stonden. Dat ze jarenlang heeft geloofd in iets dat niet bestaat.

De Berlijnse Muur

Waar we ten tijde van ons prille geluk veelal voldoende hadden aan één woord om elkaar te begrijpen daar kon nu één woord al aanleiding zijn voor een kleine [i]Krieg[/i]. De liefde die tegelijkertijd met jou bij me was ingetrokken had zich in de loop der tijd teruggetrokken uit vrijwel alle vertrekken van onze (samen)woning. Het ventileren van de woning is goed maar laat de liefde niet ontsnappen. Alleen uit de lade van het nachtkastje ontsnapte soms nog een sprankje [i]Schwung[/i] der liefde. Als het [i]überhaupt[/i] nog wel liefde genoemd mocht worden. We waren twee [i]Einzelgängers[/i] onder één dak.

Herfst in mijn hoofd

Het was druk in de ontvangstruimte. Verschillende grijze hoofden keken me bij binnenkomst aan. “Ken ik hem?”, zag ik ze zich afvragen. Sneller dan men kon denken liep ik door. Voorbij aan de receptie, waar mijn gezicht wel direct werd herkend gevolgd door een vriendelijke groet. Met mijn nog jonge benen liep ik voorbij de liften en nam de trap richting de zesde etage.

Vertrokken met de vlammen

Het vuur hield ons warm op een koude en nog prille zomeravond. Blokken hout lagen te wachten op hun vurige einde. En hoewel de voorraad brandstof voor ons vuur nog toereikend was, greep ik toch naar de bijl. Gewoon voor de zekerheid. Jij begreep dit. Je kan maar beter teveel dan te weinig hebben. Jij en ik wisten beide dat we het zonder de warmte van het vuur niet lang meer uit zouden houden. Ik gooide nog een blok hout op het vuur en liet vervolgens jou en het vuur achter en trok gewapend met bijl het bos in.