Mijn intrede in het maatschappelijk leven of beter gezegd beroepsleven was niet erg hoopgevend. Toen ik 17 jaar was, werd ik elektromonteur bij een machinefabriek. Ik was er nog maar twee dagen, toen een collega mij vroeg of de chef elektro mij al een keer de huid vol gescholden had. De man was berucht om zijn opvliegende temperament. En inderdaad, enkele dagen later was er iets in een schakelkast dat ik hem niet naar de zin had gedaan. Hij begon verschrikkelijk te vloeken en te schelden. Ik zal de woorden maar niet herhalen, want we zijn hier op een fatsoenlijke website. Op die leeftijd sta je er in zulke situaties maar wat onnozel en beduusd bij, maar als ik wat ouder was geweest, had ik hem waarschijnlijk een hengst verkocht of ik had op staande voet ontslag genomen.

Mijn vader was chef lasser bij diezelfde fabriek. Op een dag moest ik de werkplaats aanvegen. Met de bezem in de hand stond ik een praatje te maken met een collega, toen de directeur er aan kwam lopen. In zo’n geval werd er door iedereen gefluisterd: ‘De grote komt er aan.’ Dan ging iedereen snel en ijverig aan het werk. Dat vond ik echter wat schijnheilig en daarom bleef ik bij die collega staan met de bezem werkloos in de hand. Toen beet de directeur mij woedend toe: ‘Niet te veel leunen op die bezem, hoor. Je hebt niks meer rechten dan een ander!’ Hij dacht, dat ik meende meer rechten te hebben omdat mijn vader chef was bij die fabriek. Het was niet eens in mij opgekomen.

Mijn broer die ook bij die fabriek werkte op de bankwerkerij, had in die tijd nogal lang haar. Op een dag was hij bezig met een of ander metaalpoetskarweitje, toen de directeur plotseling op hem afstormde en zei: ‘Jij moet eens vlug naar de kapper, anders is het hier gauw gebeurd.’ Dat kwam goed uit, want mijn broer had toch al genoeg van dat werk. Niet veel later is hij verkoper geworden in een herenmodezaak. Nog weer later is hij boekhouder geworden bij een stoffenfabriek.

Zelf ben ik ook al gauw bij die fabriek weggegaan. Ik ben daarna jarenlang elektrotechnisch tekenaar geweest en ook nog boekbinder en pakjesbesteller. Maar ik heb nooit goed mijn draai kunnen vinden, wat ik nog altijd erg jammer vind. Een mens hoort te werken en zijn steentje bij te dragen aan de wereld, vind ik, maar ik kon nergens aarden. Op slechte dagen begin ik er nog wel eens over te malen en dan zak ik weg in diepe zwaarmoedigheid. Die collega echter die mij vroeg of de chef mij al eens uitgevloekt had, is op 20-jarige leeftijd tijdens zijn werk van een dak gevallen en kort daarna in het ziekenhuis overleden. Ook de chef elektro, de directeur en mijn vader en ook mijn moeder hebben reeds allen het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Ik ben dan wel 56 jaar en in mijn beroep mislukt, maar zo bekeken mag ik niet zeuren doch integendeel van geluk spreken.


6 reacties

Anne · 21 februari 2006 op 18:16

Leuk, om in zo’n rustig, ietwat melancholisch stukje meer te weten te komen over de persoon achter de naam.
Anne

Nana · 21 februari 2006 op 19:54

Knap om zo iets met gevoel goed te vertellen, alsof je er bij bent en het ziet gebeuren.

wendy77 · 22 februari 2006 op 12:54

Mooi geschreven Outsider. Vooral de laatste alinea vind ik.

Outsider · 22 februari 2006 op 16:03

Toen ik de reacties las op deze koude winterdag
Verscheen er op mijn gelaat een blijde lach

Bedankt

DriekOplopers · 22 februari 2006 op 18:46

Mooi en openhartig geschreven. Je verwerft hiermee bij mij veel krediet, zeg maar.

Driek

Outsider · 22 februari 2006 op 19:51

Bedankt voor deze woorden, Driek
Het klinkt mij in de oren als muziek

Geef een reactie

Avatar plaatshouder