Basalt
De geur van diesel brengt me terug naar die middag in oktober. We liepen op het strand tussen Wijk aan Zee en IJmuiden. De wind waaide ons haar naar voren, waardoor ik steeds na tien passen achteruit ging lopen om mijn blonde slierten van de wijs te brengen. Jij liep harder. Je leek haast te hebben en op weg naar iets anders dan ik.
Eigenlijk haatte ik je toen al. Ik verafschuwde de manier waarop je je voeten in het zand boorde, hoe je je donkergrijze wolfskin jas bij de kraag vasthield en de verbeten trek om je mond. Je was langer stil dan dat je sprak. En als je probeerde iets te zeggen, schreeuwde je. Je sloeg je woorden in mijn gezicht alsof je er zeker van wilde zijn dat ze een afdruk nalieten. Dit maakte mij misselijk.
Ik voelde mijn hoop met de stroming meevloeien. Terug de zee in, terug naar waar het vandaan kwam. Met lege handen en onzekere stappen wandelde ik je achterna. Er waande gedachtes door mijn hoofd waar ik maar geen grip opkreeg. Geen idee wat er bij te voelen en vooral niet wat er bij te zeggen. Steeds als ik probeerde iets onder woorden te brengen sloeg het net zo dood als de golven op de Noorderpier.
Tussen de basaltbloken speurde ik wanhopig naar krabbetjes, alsof ik op zoek was naar iets wat ik kon vasthouden. Iets wat duidelijk is en op die plek hoort te zijn. Maar meer dan wat plukken zeewier vond ik niet. Stiekem likte ik er aan. Ik proefde het zout op mijn tong en onderdrukte de neiging om het in mijn zak te stoppen. Jij stond daar maar. “ Zullen we gaan?” riep je. “ Ja, we gaan” fluisterde ik, stond op en liep gedwee weer jouw kant op.
In de haven rook ik precies dezelfde geur als nu. De motor draait nog. Het sterkste onderdeel van de Volvo zei je altijd al. De berm voelt nat en modderig. Mijn vingers zijn blauw maar ik voel geen kou. Nog één keer kijk ik naar je bruine krullen, je muts hangt aan een tak. Het straaltje bloed langs je slapen kleurt mooi bij je sjaal.
Ik trek een handje bermgras uit de grond. Eén spriet stop ik in mijn mond en de rest prop ik in mijn zak. Ik sta op en als vanzelf volgen mijn voeten langzaam een onzichtbaar pad. Een pad dat als een golfbreker voor me ligt, met scherpe punten maar onverslijtbaar.
14 reacties
troubadour · 2 februari 2014 op 10:47
Om de Brandaris kon ik nog een touw vastknopen, maar dit biedt mij niets dan een raadsel. Maar wat schrijf je goed..
Tessadus · 2 februari 2014 op 11:15
Hahaha, ik zou bijna mijn excuses gaan aanbieden… ; ) Dank voor het compliment wel ook. : )
pally · 2 februari 2014 op 11:13
Heel mooi geschreven. Het eind is raadselachtig; een ongeluk of een moord? Eigenlijk vind ik dat net zo erg.
Mooie titel, ook
Tessadus · 2 februari 2014 op 11:16
Dank, Pally. Heb zelf ook geen idee.. ; )
Yfs · 2 februari 2014 op 12:22
Meteen al in de eerste alinea blijkt dat het verhaal alle kanten op kan gaan en heb je bij mij als lezer al allerlei taferelen voor de geest getoverd. Taferelen die in de overige alineas niet bevestigd worden, maar juist veel vraagtekens oproepen. Geen ‘er was eens’ en geen ’the end” en toch waanzinnig goed geschreven. Hilarisch dat je toegeeft zelf ook geen idee te hebben….. :rotfl:
Tessadus · 2 februari 2014 op 20:27
Dank voor je reactie Yfs! Dat ik geen idee heb was een grapje. Ook omdat het volgens mij niet uitmaakt of het een ongeluk was of een moord. Ze vindt het in ieder geval niet erg dat hij daar zo ligt. : )
Mien · 2 februari 2014 op 21:41
Dit is candlelight op suprematisch niveau.
Genoten. :yes:
Tessadus · 7 februari 2014 op 19:48
Ik vind dit een groot compliment. Bedankt Mien!
Nachtzuster · 3 februari 2014 op 22:34
Mooi mysterieus verhaal. Genoeg om zelf in te kunnen vullen. :rose:
Tessadus · 7 februari 2014 op 19:49
Dank nachtzuster! 🙂
Odette · 4 februari 2014 op 22:37
Wat geweldig het hier ook te lezen 😉
Tessadus · 7 februari 2014 op 19:49
😉
Blanchefort · 7 februari 2014 op 22:16
Honderd procent.
Tessadus · 11 februari 2014 op 21:43
?:-)