Tot en met 2007 pochte ik geen zakagenda nodig te hebben. Deze zat immers in mijn hoofd. Voor elke dag een aparte geheugenkamer, waarvan ik de sleutels altijd op zak had. Althans, dat dacht ik. Langzaam werd de ijdelheid verdrongen door de realiteit. Ik vergat steeds vaker een sleutel, en daardoor een afspraak. Dus vroeg ik de secretaresse om een agenda voor 2008 aan te schaffen. Nauwelijks een maand later hebben herinneringen noodgedwongen plaats gemaakt voor met balpen geschreven letters. Krampachtig probeer ik mezelf wijs te maken dat het wel meevalt. Ik weet immers nog wat mijn vriendinnetje droeg toen ik haar voor het eerst zag, en ook wat ik vorige week at. Toch? Ik doorzoek alle kamers, maar de gasten blijken te hebben uitgecheckt. Ongezien hebben ook zij, samen met de afspraken, als dieven in de nacht mijn geheugen verlaten.

Radio Veronica doet verwoed een poging om mijn bedrukte gemoed enigszins op te kalefateren. “Heeaaartbeeeaaat”. De herkenning volgt onmiddellijk: Don Johnson uit 1985. Het dringt tot me door dat ik en mijn geheugen in twee verschillende werelden leven. Waarom zit de zanger en het jaartal van een matig jaren tachtig deuntje in mijn hoofd, terwijl de afspraken van de komende week voor een dichte deur staan? De jonge garde staat te trappelen om binnen gelaten te worden, maar het deurbeleid wordt gevormd door de gasten uit een ver verleden. “There’s a Fraction too much friction.” Wederom de herkenning; Tim Finn, 1982. Ontstemd opnieuw een ongenode gast in mijn hoofd te ontwaren, besluit ik zijn spoor te volgen. Als privé-detective door mijn eigen geheugen.

Tim neemt de lift naar de 18e verdieping van mijn cerebellum, linkervleugel, en loopt met een ferme tred de gang door totdat hij pardoes halt houdt. Kamer 3857. In dit kleine achterkamertje slijt hij dus z’n dagen, om er heel af en toe -zoals een paar ogenblikken geleden- even uit te mogen komen. Vlak voordat hij de deur dicht wil slaan grijp ik mijn kans: “Tim, ouwe makker, zou je zo vriendelijk willen zijn om je kamer af te staan. Er zijn zoveel nieuwe, jonge feiten die graag herinneringen willen worden. Ze hebben een kamer nodig.” Wezenloos staart hij me aan, om even later doodgemoedereerd mede te delen dat hij niet van plan is ooit uit te checken. Mijn geheugen is zijn huis geworden.

Terwijl ik verder loop zie ik overal vaste gasten, waarvan ik niet eens meer besefte dat ze nog in mijn hoofd woonden. Ze verblijven er reeds sinds mensenheugenis, en zijn verworden tot kluizenaars. Ik klop op de deur van Albert Rust, keeper van Sochaux midden jaren tachtig, en tevens de reservekeeper van het Franse nationale voetbal elftal op het WK 1986. “Wie is daar?” klinkt het geschrokken. “Ik ben de eigenaar van dit hotel. Wil je alsjeblieft een ander onderkomen zoeken, er staat een grote rij voor de ingang te dringen om een geheugenkamer te verkrijgen”. Maar ook Albert is van plan om samen met het hotel ten onder te gaan. Ik voel me machteloos tegen de krakers van mijn eigen geheugen.

Opgeschrikt door het kabaal in deze doorgaans muisstille gangen gaat her en der de deur op een kiertje open, om na het ophangen van de ‘do not disturb’ bordjes weer voorzichtig te worden gesloten. In een glimp zie ik de telefoonnummers van mijn basisschoolvriendjes, het nummerbord van mijn moeders Suzuki Alto uit 1986, en de arts die mijn keelamandelen knipte. En in het allerkleinste kamertje, helemaal weggedrukt in de hoek van de gang zie ik 12:58.39 naar binnen sluipen, het wereldrecord op de 5000 meter dat de Marokkaanse atleet Saïd Aouita ruim 20 jaar geleden liep. Een verstekeling uit de grote groep wereldrecords die mijn brein ooit als thuisbasis had. Weggedrukt, maar niet vergaan. Grote kans dat ook hij voor altijd in dat rottige achterkamertje van mijn geheugen zal bivakkeren.

Met gebogen hoofd daal ik de trap af, op weg naar de receptie. Hoe moet ik dat gaan vertellen aan alle feiten die voor de deur staan? “Sorry, je kunt geen herinnering worden, want 12:58.39 wil z’n kamer niet uit? Maar dan opeens verschijnt de 15e verdieping als een oase in de woestijn. Open deuren zover het oog reikt! Blijkbaar zijn deze kamers over het hoofd gezien door de gewetenloze hersenkrakers. Ontsnapt aan de bezettingsdrang van alle nutteloze sport- en muziekweetjes. Als een haas ren ik de trap af om alle zich voor de geheugenpoort verdringende feiten en afspraken een kamer toe te wijzen. “Ik kom er aan! Ik zoek de sleutels even, jullie kunnen zo naar binnen!”

Maar tot mijn grote schrik zie ik dat alle sleutels zijn verdwenen. Onvindbaar. Andere mensen hadden me hier reeds voor gewaarschuwd. In de loop der jaren raken steeds meer sleutels zoek, waardoor de kamers voor altijd leeg zullen blijven. Niemand zit te wachten op een kamer die niet op slot kan. Ik had altijd gehoopt dat ik van dit misfortuin verstoken zou blijven, maar word nu geconfronteerd met de harde werkelijkheid. Ik zit voor de rest van mijn leven opgescheept met Don Johnson, Saïd Aouita, Albert Rust, en nog ontelbare andere krakers van mijn brein, terwijl mogelijke nieuwe gasten nul op het rekest krijgen. Gelukkig hangt er helemaal bovenin de sleutelkast nog wel de sleutel van de bruidssuite. Deze geef ik aan de nieuwe steunpilaar in mijn leven, mijn agenda. Zodat ik hem nooit meer vergeet in te kijken.

Categorieën: Algemeen

6 reacties

Trukie · 3 maart 2008 op 11:45

Deze komt wel binnen. Met mijn hotel zit het dus nog wel goed. 😉 Hoewel, sinds januari loop ik ook rond met een papieren agenda.
Je hebt een heel verteerbare vertaling gegeven van al die onbegrijpeleijke wetenschappelijke verklaringen over ons brein. Hulde

Neuskleuter · 3 maart 2008 op 12:21

De bovenkamer is dus eigenlijk een bovenhotel? De vergelijking werkt goed, ik vond de hotelgasten als een record erg leuk! Ik kreeg eigenlijk zin om op ontdekkingsreis te gaan in nog meer kamers.

Trouwens, zou een loper niet handig zijn voor al die deuren? 😉

lisa-marie · 3 maart 2008 op 12:31

heel herkenbaar 😀
:wave:

arta · 3 maart 2008 op 12:41

Geweldig origineel beschreven!
Ik heb de kloon van Tim Finn in mijn hoofd, bij mij bivakkeert hij op kamer 1822, naar Don Johnsons kloon ben ik nog op zoek, zag hem laatst in de lobby, maar mijn hotel is zo’n zootje dat het nog wel ff kan duren voordat ik hem naar het origeel -jouw hotel, dus- terug kan sturen! 😀

SIMBA · 3 maart 2008 op 13:03

Leuk stukje met een geweldige titel!!

KawaSutra · 4 maart 2008 op 00:46

Onderwerp helemaal goed en ook perfect geschreven.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder