‘Schapen zijn het. Stuk voor stuk. De een nog beïnvloedbaarder dan de ander. Allemaal bang om uit de toon te vallen. Maar zelfstandig denken, daar hebben ze nog nooit van gehoord. Of nooit aan gedacht. Daar zijn ze dan weer te schaapachtig voor en niet zelfstandig genoeg. Helaas.’ ‘Laten we daar op drinken,’ besloot mijn compagnon, waarop we onze glazen triomfantelijk tegen elkaar klonken. Als misantropen onderling deden we ten slotte niet voor elkaar onder. Over de meest walgelijke mens waren we het allebei grondig eens: dat was die politiek correcte. Die kwast met dat zuinige gezicht waarop je aan de stand van zijn mondhoeken al kon zien hoe de stand van zaken in zijn algehele denkwijze was. En dat was die grijze trut die haar dagen versleet met het verslinden van ieder lettertje in de Volkskrant, alleen maar naar linkse televisie programma’s keek, een fervend Opzij lezeres was en naar aanleiding daarvan op geheel eigen wijze een wereldvisie had weten te verwerven. Beide vonden ze zichzelf uitermate cultureel, bezochten theaters alsof hun leven ervan afhing en beide hadden ze het veinzen van orgasmen tot in de details geperfectioneerd: Op de zesde symfonie van Tsjaikovski in b kl t., op 74 ‘Pathétique’ welteverstaan. Pathetisch, daar waren we het beide inderdaad grondig over eens.

Het ergste van alles was dat je bij dat soort mensen nooit eens het woordje ‘kut’ in de mond mocht nemen wanneer bepaalde zaken je zo nu en dan niet bevielen. Laat staan het woord ‘kutmarokkaan,’ of erger nog: ‘kutzooi’ als uiting van opperste existentiële frustratie. Nee, in primitieve, zich in zomaar een lichaamsdeel geverbaliseerde, maar heel menselijke gevoelens mocht men zich niet uitlaten. Dat was iets voor het ‘gepeupel’. Iets voor woonwagenfiguren, asociale-net-niet-middenklassers of voor infantiele kutmarokkanen die denken dat ze negers zijn en daarom hun dagen verslijten met rappen over al even infantiele kutzaken. Maar dat was iets waar grijze trut en mijnheer met de eeuwige met de zwaartekracht in gevecht zijnde mondhoeken nooit voor uit zouden komen. Hoe hypocriet was dat? En beiden zouden toch echt eens moeten weten dat op zijn tijd zelfs Tsjaikovski liever een orgasme beleefde door eens lekker te ‘cohabiteren’ in plaats van het spelen van die symfonieën met al die verwarrende letters en getallen. En om dat te kunnen doen had hij toch echt wel een kut nodig. Of een aars. Maar dat was weer een ander verhaal.

Ook ‘zum kotzen’ vonden we al die Hollandse zangers en zangeressen, inclusief hun aanhang, wier vocabulaire niet verder leek te reiken dan rode rozen, zonnestralen, geluk, vriendschap en andere naar een overdosis nep-positiviteit neigende bewoordingen. Erg vindingrijk waren ze niet en ze leken ook alleen maar te kunnen lachen. Het engste was dat al die muziek van een wereld afkomstig leek te zijn waarin enkel draaiorgels, gedateerde toetsenborden en witte huizen met een overdaad aan al even witte barokke meubels en gedrapeerde gordijnen leken te bestaan. Een wereld waarin mensen iedere dag aan iedereen die het wilde horen zeiden hoeveel ze van elkaar hielden, en dit tot in het nirvana bestempelden met het aan elkaar doneren van rode rozen. De daarbij opkomende associaties met leggings, gouden kettingen en massale busvakanties naar dubieuze Spaanse bestemmingen zorgde ervoor dat we meerdere keren serieus overwogen om te emigreren.

‘Ik begrijp nog steeds niet waar ik het aan verdiend heb om op deze wereld terecht te komen,’ vroeg mijn drinkgezel zich mismoedig af, nadat we nog niet eens twee procent van ons in bijna dertig jaar opgebouwde scala van de mens in al zijn walgelijke hoedanigheden hadden besproken. Ook de bodem van onze inmiddels tweede aangebroken fles wijn zag ondertussen eerder halfleeg dan halfvol. ‘Simpel,’ antwoordde ik, terwijl ik onze glazen voor de zoveelste keer bijschonk. ‘Om misantropie samen met mij tot een kunst te verheffen.’
‘Proost dan maar weer,’ zei ze. ‘En ik geloof dat het tijd is voor een volgende fles. Als misantropen onderling valt er dan geloof ik nog veel kunst te maken.’

Categorieën: Diversen

10 reacties

arta · 4 april 2008 op 07:52

Héérlijk, zo’n avond!
Heel mooi neergezet, Troy!
Enne, ja, het zijn net vaak die paar procent van de bevolking, die in negatieve of positieve zin opvallen, he? 🙂

geertsjohn · 4 april 2008 op 08:19

[quote]Als misantropen onderling valt er dan geloof ik nog veel kunst te maken.’[/quote]

Zet ‘m op! Geef ons nog veel van dit soort kunst!

SIMBA · 4 april 2008 op 08:19

Dit soort avondjes of middagjes zijn heerlijk, je kunt er weer even tegen! Leuk dat je het opschreef en ons mee liet genieten!

Neuskleuter · 4 april 2008 op 08:53

[quote]De daarbij opkomende associaties met leggings, gouden kettingen en massale busvakanties naar dubieuze Spaanse bestemmingen zorgde ervoor dat we meerdere keren serieus overwogen om te emigreren.[/quote]
Toch niet naar Spanje dan, hoop ik! 😉

Leuk neergezet, het pessimisme over bepaalde groepen mensen sprong van m’n scherm. Erg leuk.

lisa-marie · 4 april 2008 op 08:59

Dat we nog maar lang van je schrijfkunstwerken mogen genieten!

Dees · 4 april 2008 op 09:31

[quote]Beide vonden ze zichzelf uitermate cultureel, bezochten theaters alsof hun leven ervan afhing en beide hadden ze het veinzen van orgasmen tot in de details geperfectioneerd: Op de zesde symfonie van Tsjaikovski in b kl t., op 74 ‘Pathétique’ welteverstaan.[/quote]

Alleen al dat is zuiver genieten.

pally · 4 april 2008 op 12:59

Lekkere moppercolumn, Troy! Je geeft me ook inderdaad het gevoel dat dat heerlijk kan zijn, zeker met wat drank gemengd.

groet van Pally

Anne · 4 april 2008 op 14:21

Mopperen tot kunst verheven….en nou een stuk vanuit het muizeoogpunt van de grijze knot. Over jullie. Je kent vast wel zo iemand persoonlijk 😀

Li · 4 april 2008 op 19:20

Soms is gezelligheid gewoon kut 🙁
Of andersom.
😀

Li

KawaSutra · 6 april 2008 op 02:01

Proost Troy. Op de misantropie. :pint:

Geef een reactie

Avatar plaatshouder