Niets vermoedend rijd ik maandagmiddag door Eerste Exlooërmond, op weg naar huis. Ik rijd op een voorrangsweg en zie, dat er een auto van links komt. Het meisje in de auto lijkt mij aan te kijken, dus vervolg ik mijn weg met een kilometer of tachtig. Haar schat ik in, dat ze vijftig kilometer per uur rijdt. Daarna gaat het snel………… De klap tegen het portier aan mijn kant is enorm. De wagen maakt nu dertig graden slagzij en gaat richting sloot aan de linker kant van de weg. Terwijl ik ga, bedenk ik dat het best fijn is, dat ik niet met mijn kop tegen de zijstijl geslagen ben en nog leuker wordt het leven als ik bemerk dat ik bijvoorbeeld geen bus met schoolkinderen als tegenligger gewaar moet worden, of, zoals bij ons in de buurt veelvuldig gesignaleerd wordt, een wagen met bieten. Dan was ik toch mooi de pisang geweest en geen Pisang Ambon, maar Pisang Eerste Exlooërmond.
Zo dat een goed gerecht zijn? Mensenvlees met bieten? Pisang Eerste Exlooërmond?
Ik geef een ruk aan het stuur, maar nu maak ik slagzij de andere kant op en beweeg mij richting rechter sloot. Nu terug, maar iets voorzichtiger. De wagen maakt een pirouette en dan rijd ik achterwaarts. Als een uil draai ik mijn hoofd en bezie mijn reis nu door de achterruit.
“ Niet in de sloot, niet in de sloot,” moet ik hardop geroepen hebben.
Vlak voor de linker sloot kom ik tot stilstand.

Er zit een barst in mijn wortelnotenhouten dashboard en dat voorspelt niet veel goeds.
Ik ruik een brandlucht en bemerk dat ik mijn portier niet meer open krijg.
De wagen rijdt langzaam richting plaats des onheils. Aan mijn toerentellen zie ik dat de motor nog loopt. De auto heeft een automatische transmissie en die dingen kruipen altijd een beetje.
Ik trek de handrem aan en zet de motor af. Behendig spring ik naar de andere kant en verlaat de wagen. Pas nu voel ik een stekende pijn aan de zijkant van mijn ribbenkast. Steun zoekend aan mijn auto loop ik naar de voorkant. Voor de wagen aangekomen steun ik met mijn handen op de motorkap en staar voor mij uit. Statistisch gezien had ik allang aan de beurt moeten zijn, want ik rij al 30 jaar schadevrij. Nou ja, nu maar hopen dat ik er weer een tijdje vanaf ben. Alles aan mij doet het nog. Dan kijk ik om en zie, dat het meisje komt aangelopen.
“ En ze is nog lelijk ook,” denk ik bij mezelf.

Dan ben ik even een stuk kwijt en wat ik mij dan weer herinner is, dat ik via een geleend mobielje tegen de agent aan de andere kant zeg:
“ Nee er zijn geen gewonden. We zijn alleen een beetje tegen elkaar aan gekacheld.”
Of het dezelfde agent is weet ik niet, maar als de man fysiek aanwezig is zegt hij, dat ik met de ziekenauto mee moet. “ Het andere slachtoffer doet dat ook,” zo zegt hij. Ik zeg, dat ik niet het andere slachtoffer ben, dus wil ik Carla bellen, om te vragen of zij mij op komt halen, maar ik ben zo’n fossiel die zijn berichten nog steeds in een kleitablet beitelt, dus vraag ik weer een toverbot aan een omstander te leen. Omstanders genoeg, tenslotte. Ze doen mij trouwens aan koeien denken, die loom staan te kijken.
“ Nee niet schrikken, we zijn er goed afgekomen, “ zeg ik Carla en tegen de agent: “ U kunt het willen, maar ik stap er niet in.”
De tranen springen Carla in de ogen als zijn mijn auto ziet.

Een paar dagen later rij ik in Carla d’r auto’tje en probeer op het hobbelige landweggetje naar mijn werk met moeite de gepoetste kant boven te houden. De gillende pijn van mijn gekneusde ribben speelt aardig op, maar straks wordt de weg een stuk beter en ik kan het weten, want ik rij hem al zo’n kleine vijfentwintig jaar.
Ik had dat ding nooit zo goed bekeken, maar er zit zelfs airconditioning in. “Hoe prutsen ze dat onder zo’n klein motorkappie,” zou je denken. Dan druk ik lukraak op de minuscule knopjes van haar radio, maar daarmee waren in het verleden ook al geen successen geboekt. Ik zie een CD aan de bijrijderkant op de stoel liggen. Als ik die in de gleuf steek bevries ik een beetje.
Het is Ricky Nelson met het lied: “ On the road again.”
Ohhhhhhhhhh, wat is dat mooi en zo toepasselijk.
Nu even zachtjes huilen, ik ben toch alleen.

Categorieën: Algemeen

5 reacties

Prlwytskovsky · 25 oktober 2008 op 11:23

De plaatsnaam Eerste Exlooërmond is groter dan het dorp zelf, en dan toch tegen elkaar aan rijden? 😉

SIMBA · 25 oktober 2008 op 18:54

Met spanning gelezen, geluk bij een ongeluk.

pally · 25 oktober 2008 op 22:30

Ik vind deze botsing goed en spannend beschreven, FrancisM! Alleen het pisang ambon verhaal kwam voor mij uit de lucht vallen en doorbrak te veel de spanning.

groet van Pally

KawaSutra · 25 oktober 2008 op 23:22

[quote]….maar ik ben zo’n fossiel die zijn berichten nog steeds in een kleitablet beitelt, dus vraag ik weer een toverbot aan een omstander te leen.[/quote]
Haha, laat me raden, na dat ongeluk stond je als versteend?
Smeuïg verhaal!

Mien · 26 oktober 2008 op 20:39

Wellicht iets te lang in haar glaasje gekeken FrancisM? Daar komen oerknallen van.

Ben het eens met Kawa en Pally:
Geweldige quoot maar saaie Pisang-anekdote.

Mien

Geef een reactie

Avatar plaatshouder