Wie kent ze niet: Athos, Porthos en Aramis. Notoire ruziezoekers, schuinsmarcheerders, rokkenjagers en hoerenlopers, vereeuwigd door Alexander Dumas. Zo worden ze niet meer gemaakt.

“Aaaaaramiiis!!!” schreeuwt Athos, als zijn vriend de herberg binnenzwaait. Samen met Porthos zit hij al geruime tijd in “Le Poulet Farci” te wachten op de collega musketier die zoals gewoonlijk weer veel te laat is. “Herbergier, wijn voor mijn vrienden”, roept Porthos. Ruw duwt hij Angélique, de gewillige dienstmeid van zijn schoot. Die krijgt nu eindelijk de gelegenheid om haar kleding te fatsoeneren zodat ze zich weer ordentelijk met de overige clientèle kan bezighouden. Porthos pakt zijn onafscheidelijke luit en zingt uit volle borst:

Eén voor allen en allen voor één! Echte vrienden dat zie je meteen. Wij zijn voor niémand bang, samen kunnen wij de wereld aan.

De sfeer zit er meteen goed in. De overige gasten in het etablissement vormen een kring rond het drietal. Die laten zich de belangstelling graag welgevallen. Porthos gaat verder; “Mijn vrouw vroeg laatst, Porthosje, hou je nog wel van mij? Natuurlijk schatje”, zei ik. “Maar zul je nog van mij houden als ik oud en rimpelig ben? Ik zeg: dat doe ik toch al! Ha ha”. Porthos stuitert van het lachen en iedereen in de gelagkamer ligt in een deuk. Athos neemt het stokje over. “Zit ik in de stoel bij de barbier en terwijl ik word geknipt verschijnt er een prachtige blondine in de zaak. Met een stel borsten, zo heb ik ze zelden gezien. Ik vraag aan haar of ze zin heeft om met mij mee te gaan naar de herberg, om de hoek. “Ik denk niet dat mijn man dat fijn vindt”, antwoordt ze. “Je hoeft hem toch niets te vertellen, verzin gewoon een smoes. Ik betaal alles”, probeer ik nog. Ze denkt even na en zegt: “Vraag het aan de barbier, dat is mijn eigen vent”! De mensen in de herberg hebben het niet meer. Ze gieren het uit. Porthos trekt Angélique weer op zijn schoot, maar de stoel is niet bestand tegen het gewicht en de poten breken door. De twee rollen over de vloer en het gekkenhuis is compleet.

Als na alle consternatie eindelijk iedereen weer bij de les is, vraagt Aramis: “Porthos, hoe is het met de kinderen?” “Ho, die zijn slim jongen, ik denk dat ze mijn hersenen hebben. En met die van jouw Athos?” “Die hebben de hersenen van mijn vrouw, ik heb die van mij nog”, lacht Athos. Weer zit iedereen te schuddebuiken. “Maar eerlijk is eerlijk, ze weet van wanten. Dat wordt straks weer een rel als ik thuiskom, zeker weten”, vervolgt hij. “Doe net als ik” adviseert Porthos. “Als je vannacht thuiskomt maak je eerst een hoop kabaal en als je dan de trap oploopt naar de slaapkamer schreeuw je: Valt er hier vanavond nog wat te ketsen? Let op, dan blijft het muisstil!” “Echt?” vraagt Athos. “Zeker weten, gewoon doen”, verzekert Porthos. Athos neemt een slok en kijkt bedenkelijk. “Maar dan ken jij die van mij nog niet”, zegt hij. “Och man, niet zeuren”, straft Porthos hem meteen af. ”Je moet ze onder de duim houden. Zodra je ze een vinger geeft nemen ze de hele hand. Maar daar heeft Aramis geen last meer van. Hé, Aramis ouwe taaie, hoe is het leven als celibatair? Man, hoe komt het toch dat jij bij vriend Richelieu bent ingetreden?” “Heb ik dat nog niet verteld?” vraagt Aramis. “Vlak na mijn scheiding kwam mijn buurman op bezoek. Of ik zin had om op zijn feest te komen. Ik vroeg hem wat er ging gebeuren. “Oh niets bijzonders, alleen wat drank, muziek en vooral: botte seks.” “Wow, moet ik nog iets speciaals aantrekken”, vroeg ik nog. “Niets aparts, we zijn maar met z’n tweeën.” Dat was voor mij de druppel. Toen had ik het gehad.” Aramis kijkt het gezelschap stoïcijns aan, waarop Athos en Porthos als op commando in de lach schieten en bijna niet meer bijkomen.

Aramis geeft een rondje en vraagt: “Maar nu serieus, heeft iemand van jullie d’Artagnan nog gezien?” “Die zit in Maastricht en laat hem daar maar mooi zitten die dooie gast. Dart is altijd al zo serieus”, antwoordt Porthos. “Trouwens, we kunnen sinds kort niet meer samen door een deur.” Porthos gaat er eens goed voor zitten, en iedereen van het gezelschap hangt aan zijn lippen. “Ik zal het maar gewoon vertellen, laatst lag ik met Dart’s vriendin in bed. Stond ineens Dart bij ons in de slaapkamer met de deurklink in zijn hand. Had hij de hele deur aan barrels getrapt. Ik zeg “wat kom jij nou weer doen?” “Wat ik kom doen, dat kan ik beter aan jou vragen.” begint hij te sputteren. “Ik zeg, och Dartje dit heeft echt niet veel om het lijf.” “Ja, dat zie ik ook wel, maar hoe moet het nou verder?“ vraagt hij. Ik zeg: “Weet je wat. Ik betaal die deur wel.” En daarmee was de kous af. Zo écht,,, Dart! Zo worden ze niet meer gemaakt.” De gasten in de herberg breken bijna middendoor van het lachen. Athos neemt uiteindelijk het woord. “Waard, nog een rondje voor de zaak. Eigenlijk toch jammer dat Dart er niet bij is. Want zeg nou eerlijk, er gaat toch niets boven een ouderwetse slemppartij met je echte vrienden.”


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

6 reacties

Meralixe · 25 januari 2014 op 10:24

Oude wijn in oude zakken.. 🙁

    Thomas Splinter · 25 januari 2014 op 11:33

    Enkele grappen zijn inmiddels wellicht over de houdbaarheidsdatum en het blijft natuurlijk een oud verhaal. Vandaar de toevoeging “oude wijn…”. Hoop niet dat je na het lezen van de titel bent afgehaakt.

troubadour · 25 januari 2014 op 10:35

Genoten van de teksten en de uitgebalanceerde dosering.
De titel had voor mij gewoon ‘Drie Musketiers’ kunnen zijn.

Yfs · 25 januari 2014 op 17:07

Ontzettend genoten van deze column, de stemming zat er meteen in, zowel in de herberg als in de column. Zéér beeldend geschreven, alsof ik zelf bij Athos op schoot zat.
Inderdaad jammer van de titel, alsof je niet kon kiezen uit drie ( ik ken het probleem haha) Top geschreven! :yes: :-))

Thomas Splinter · 25 januari 2014 op 19:57

Zo te zien heb ik met de titel enigszins vergallopeerd. Zal het in de smiezen houden. Bedankt voor deze lovende reactie.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder