Ze lijkt niet op mijn moeder. In niets. Ik kijk naar haar gezicht dat verwrongen is en pijn lijdt terwijl het allang geen pijn meer doet. Stiekem hoopte ik dat het makkelijker zou zijn. Gewoon, langzaam wegglijden en klaar. Dat heb ik weleens gelezen. Ik hoopte op dat vreedzame. Maar zo werkt het blijkbaar niet.
Die laatste, rare, lege blik, die leek wel akelig veel op hoe mijn moeder toen keek. Dat holle, dat vragende, terwijl ze niets meer kon zeggen. Waarom kijken mensen die doodgaan je toch altijd recht in je ogen? Ze maakte nog een rochelend geluid, dat met horten en stoten kwam en waarvan ik hoopte dat het snel zou stoppen. Het deed me denken aan de afvoer van de wastafel die verstopt is. Als ik mijn tanden poets en daarna mijn mond spoel blijft de tandpasta drijven op een klein vijvertje en sijpelt het water tergend langzaam door het putje. De troep die eigenlijk mee moet blijft aan de wanden van de wastafel hangen, om me vanavond -als ik weer mijn tanden poets- te zeuren om een schoonmaakbeurt. Maar een verstopte afvoer is van later zorg en nu niet echt van belang.
Echt goed nadenken kan ik nu niet. Ik laat het maar even voor wat het is. Eerst thee. Thee met gember. Dat is hartstikke gezond. Ook dat heb ik ergens gelezen. Of gehoord. Daarna ruim ik de troep wel op.
4 reacties
Mien · 8 maart 2018 op 08:06
Niets glijdt vanzelf weg of van je af. Het blijft vaak kleven. Ik zeg pasta. Basta.
Karen.2.0 · 8 maart 2018 op 18:53
Precies, dat is ijdele hoop?
Robert · 8 maart 2018 op 10:40
En hopen dat de afvoerbuis eindigt in stralend wit licht. Heel mooi, Kaat!
Karen.2.0 · 8 maart 2018 op 18:54
Wat een mooie zin! Ik zal ‘m niet pikken?
Dank je wel, Rob?