Het is ondertussen drie jaar geleden maar het zit nog vers in mijn geheugen. Het was een moment dat twintig uur duurde, twintig uur waarin ik mezelf meermaals zou tegenkomen. In mijn eeuwige enthousiasme had ik het geweldige idee opgevat om de dodentocht mee te stappen. Rond 20u ’s avonds, die vrijdag, had ik met twee goeie vrienden postgevat in de lange wachtrij van meer dan tienduizend gekken, euh, deelnemers. Op het terrein waar we moesten wachten, hing er een leuke trilling in de lucht. Iedereen was goedgezind, nerveus, er heerste een soort van opgewonden spanning. Een kwartiertje voor de grote start, vielen er een aantal regendruppels,…gelukkig waren het de laatste voor die avond, nacht en volgende dag. Om klokslag 21u weerklonk het startsignaal en de massa van tienduizend wandellustigen trok langzaam op gang. De sfeer onder de toeschouwers was even uitgelaten als de sfeer onder de wandelaars. Na een kilometer of vijf, toen we net door een heel smal baantje stapten, voelde ik dat er iemand mijn schoen uittrapte. De snode dader stapte verder en riep nog “sorry, sorry” en weg was ie. Een paniekgevoel overviel me: “Op één schoen kan ik echt geen honderd kilometer stappen.” Dan heb ik mijn moed bijeengeraapt en me tussen de achterliggende massa gesmeten om mijn verloren schoen te zoeken. Gelukkig had ik hem redelijk snel gevonden en is er niemand over mij getuimeld terwijl ik mij bukte in de galopperende kudde. Eerst deden we een toer rond Bornem, de gemeente waar de dodentocht georganiseerd wordt. Die etappe was ongeveer 15km lang en de eersten begonnen al te manken. We hoorden een man, die een kilootje of tweeëntwintig overgewicht had, bellen naar zijn vrouw. We hoorden hem zeggen dat het veel te zwaar was, dat hij al zijn spieren voelde en dat hij doodop was. Ach, beste man, hoe haal je je het in het hoofd om een tocht van 100 km aan te vangen als je na 15 km al loopt te janken? We dachten er het onze van en stapten dapper verder. Tot een uur of één hoorde je in alle straten muziek. We zagen mannen en vrouwen van een jaar of tachtig die langs de kant stonden te dansen op muziek uit hun jonge jaren. Wat een sfeer! Maar dan begon de nacht toch serieus te vallen. Iedereen rond je werd stiller er werden geen grapjes meer gemaakt en vanaf kilometer veertig hoorde je enkel hier en daar nog een kuch of een pijnkramp. De man in ons gezelschap kon ons tempo helaas niet volgen. Gelukkig was hij mans genoeg om te zeggen dat we hem mochten lossen, we zouden elkaar misschien later nog tegenkomen. Midden in de nacht, ergens rond een uur of drie, liepen we op een landweggetje dat bezaaid lag met keien: stijve spieren voor ons, pijnlijke blaren achter ons. Op dit ogenblik liep er een jongeman voor ons, hij hing zo scheef als scheef kan hangen. Hij had ook een miezerig zaklampje bij en liep wat zig zag heen en weer, hij deed het dubbele van het aantal meters. Spontaan begonnen mijn vriendin en ik te schaterlachen. Ja, wij, twee volwassen vrouwen die meestal snel medelijden hebben met de arme medemens, begonnen het mannetje luidop uit te lachen. Het was doodstil in de donkere vlakte en plots hoorde iedereen twee trienen gieren van het lachen. Uiteraard wist ons slachtoffer niet waarom we zo vrolijk waren maar we vonden zijn tafereel op dat moment zo waanzinnig grappig. In tijden van pijn en uitzichtloosheid, grijpt een mens al eens terug naar al dan niet goeie humor. Toen we op een goeie zestig kilometer zaten, voelde ik dat het erin zat. Ik voelde dat ik werkelijk nog de kracht had om die honderd kilometer uit te stappen. Mijn vriendin besloot te wachten op haar vriend, die we een tijdje geleden gedumpt hadden. Ik mocht op eigen tempo verder wankelen. Op kilometer tachtig, bij een rantsoenpost, wilde ik eventjes gaan zitten maar er was geen enkele stoel vrij. Toen kwam er een man aangestrompeld, hij moest minstens het dubbele van mijn leeftijd zijn, en hij bood mij zijn stoel aan. Ik heb hem meerdere keren gezegd dat dit heel vriendelijk was maar dat het echt niet hoefde. Maar de kranige knaap bleef aandringen en ik heb me dan toch een tiental minuten neergeploft. Daar, op die post, heb ik ook het lekkerste hardgekookte eitje gegeten dat ik ooit tussen de kiezen heb gehad, na een nacht stappen doet een eitje meer dan wonderen. Ondertussen was de zon volop aan het schijnen en mijn humeur was niet te stuiten, overgelukkig was ik. Rond de klok van vijf, zag ik het bekende bord waarop stond geschreven: “nog 1 kilometer te gaan”. Wanneer mensen me vroeger zeiden: vanaf dat 1-kilometerbord, krijg je vleugels, geloofde ik hen nooit. En toch, die waanzin klopte! Die laatste duizend meter stapte ik als een klein en dapper soldaatje, de ene voet vloog letterlijk voorbij de andere. In die laatste trek zie je ook duizenden mensen (en dat is niet overdreven) die langs de zijlijn staan te applaudisseren. Hou het dan maar droog,…in de laatste meters kreeg ik tranen in de ogen. Onnoemelijk trots was ik op mezelf en het eerste dat ik zei toen ik over de eindmeet stapte: “dit doe ik nooit meer!!”. Maar ach, nooit is een relatief begrip,…dit jaar sta ik opnieuw aan de start, en ik wil een uurtje vroegen afklokken.

Categorieën: Algemeen

10 reacties

troubadour · 12 januari 2014 op 09:42

Leuk verteld verslag van een grote prestatie. Moet er hier en daar geen finish-streepje tussen?
Over dubbele leeftijd gesproken, ik had je mijn stoel ook aangeboden..

Yfs · 12 januari 2014 op 10:03

Chapeau voor een topprestatie van twee ’trienen’! Ik had iets willen quoten, maar aangezien het ontbreekt aan alinea’s was het moeilijk terugzoeken in één lap tekst. Maar ach, als ik gevuld speculaas koop, waar ik zo gek op ben, dan pak ik ook de hele homp in mijn hand in plaats van deze eerst in stukjes te snijden. Deze column smaakte net zo goed! 😉

Grappig die Belgische uitspraken, hoewel het dumpen van een vriend bij ons toch een hele andere betekenis heeft!

Met veel plezier gegeten!! 😉

pally · 13 januari 2014 op 16:11

Heel leuk geschreven verslag. Jammer dat het geen alinea’s ( lees rustpauzes) heeft. Maar, ach zo’n optocht heeft ook weinig tussenruimtes, vermoed ik, anders had je je uitgetrapte schoen wel sneller kunnen pakken…

Anders · 13 januari 2014 op 17:20

Tja, ik ben domweg vergeten van er alinea’s tussen te plaatsen. Ik zal nog teveel met mijn hoofd bij de inspanning hebben gezeten.
Volgende keer beter!

Nachtzuster · 13 januari 2014 op 17:54

Wat een enorme prestatie en wat leuk beschreven in deze column! Jouw Belgische taaltje leest erg prettig en vlot. En tof dat je dit jaar weer mee wilt doen! Tis een soort verslavend, hè? Heb zelf in Nederland twee keer de vierdaagse van Nijmegen gelopen (4×40 km) en elk jaar denk ik: Zal ik weer? 🙂

Anders · 13 januari 2014 op 18:37

@Nachtzuster: inderdaad, verslavend! die vierdaagse wil ik ooit ook wel eens doen! of te voet naar Compostella!

Ferrara · 13 januari 2014 op 22:38

Diep ontzag voor de prestatie. Waardering voor het schrijven.
Had nog nooit gehoord van de dodentocht, dankzij Wikipedia is dat opgelost.

100 kilometer in 24 uur, dan moet de vierdaagse haast een “eitje” zijn.

Nachtzuster · 13 januari 2014 op 22:44

Loop je mee dit jaar, Ferrara? Met de vierdaagse? Appeltje/eitje. 🙂

Ferrara · 13 januari 2014 op 23:25

Oef, ik was er al bang…die komt terug dacht ik.
Kan ik het afkopen met gladiolen?

    Nachtzuster · 14 januari 2014 op 18:51

    Tuurlijk! Als het maar niet zo’n lullig bosje is dat bestaat uit twee takken. Daar vul ik geen vaas mee. 😉

Geef een reactie

Avatar plaatshouder