Al jarenlang bewonder ik schoolgaande jeugd die de afstand van dorp naar de school in de stad, door weer en wind op de fiets aflegt. Ineens zie ik ook nieuw fenomeen: de brommobiel. Als ik met de auto op de weg naar de stad rijd, kom ik tegenwoordig regelmatig jonge rijders in zo’n ding tegen; bepaald niet de doelgroep. Het is het het toppunt van luxe voor blagen.

Ik herinner mij dat ik hetzelfde gevoel had over mijn mede-scholieren van de HBS in Hilversum, die begin jaren ’60 op bromfietsen naar school kwamen. Bijna alle leerlingen kwamen op de ‘gewone’ fietsen. Alleen met een speciale toestemming van Directeur Arie van Dop, mocht je een bromfiets bij school stallen. De rijders waren bevoorrechten; dikwijls uit Laren en Blaricum. Daar hadden de papa’s een dikkere portemonnee en ook de afstand tot school gaf enige rechtvaardiging. Voor ons fietsers waren het ‘kakkers’.

De veel verkochte Solex, een brommer voor ‘Willempies’ ,zag je nauwelijks op school. Daarmee zou je toen het middelpunt van spot zijn geweest.
Nee, het meeste aanzien had je met een Puch. De kakkers kochten er een ‘hoog stuur’ bij en reden met de handen in de lucht. ‘Meer motor’ waren de brommers van Kreidler. Die waren voor ‘vetkuiven’
Als je Puchmannen na wilde doen, maar de portemonnee had net niet genoeg Puchgeld, dan kocht je een Thomos; ook met een hoog stuur. Dat was toen net zo erg als nu nepnieuws.

IK was blij met de drie versnellingen van mijn Phoenix fiets. Op weg naar huis moest ik altijd ‘een col’ van de tweede categorie bedwingen. Regelmatig reed ‘Egel’ gelijk met mij op. ‘Egel’ was de bijnaam van Rob Egels. Het was een alleraardigste klasgenoot met een klein postuur.
Op een regenachtige dag reed ik naast Egel op zijn rammelde oude fiets naar huis, toen Jan Peter uit Blaricum, met vanaf het achterwiel opspattend water, ons in noodvaart voorbij stoof. Er kon niet eens een groet af.
‘Als ik wil, dan scheur ik hem zo voorbij’, sprak Egel rustig. Velen op de HBS wisten het: ‘Egel heeft een eitje’.
Ik meende gerust te kunnen constateren: ‘je lult, Egel’.

Egel nodigde mij uit voor een ritje op zijn ‘eitje’. Het vond drie dagen later plaats op de Vaartweg in Hilversum. Daar is ook een helling van de tweede categorie. Het ‘eitje’, een Berini met een rijsysteem als van een solex en een eivormig benzinetankje op het voorwiel, maakt van een gewone zwarte opafiets een snelheidsmonster. Het eitje produceerde ook een bijbehorend geluid.

Egel reed weg en flitste een paar keer langs. ’61’, zei Egel, wijzend op het kleine snelheidsklokje. Ik durfde het niet te vragen, maar hij bood het zelf aan. ‘Het’ gebeurde op de Vaartweg; de helling af. Bij ’58’ kon het wel, maar ik durfde niet harder. Het was hard genoeg om met deze ‘opafiets’ een voor mij rijdende Puch te passeren. Het ging zo hard dat ik mij niet in triomf durfde om te draaien en minzaam te glimlachen. De ‘eeuwige’ herinnering aan deze ‘overwinning’ maakt alles goed. Wat motorisering betreft geeft het eitje van Egel voor mij nog steeds een van de leukste nostalgische herinneringen.

Dat gaat je met een brommobiel over vijftig jaar niet lukken. Het zijn écht niet de Puchs van 2019, maar wel de ‘Solexen onder de autootjes’; praktisch maar de lulligheid ten top. Ze zijn goed voor ouderen (na 13 keer gezakt te zijn voor het rijexamen) en ook goed voor eeuwige scholierschaamte.

Mijn advies: Pluk de dag en tik een eitje!


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder