‘Gadverdamme!’ roep ik kwaad uit. ‘Alweer doperwtjes met worteltjes, maar die vind ik góór!’ Kwaad smijt ik het dienblad met de plastic warmhouders door de kamer heen. ‘Vreet jij ze zelf maar, als jij zegt dat ze zo lekker zijn!’ Nu krijs ik bijna. Ik kijk met een ontplofte blik naar de verpleegster aan het hoofdeinde van mijn bed. Nerveus wringt ze haar handen. Op de achtergrond hoor ik flarden van Villa Achterwerk op tv, dat ik zojuist nog in alle rust aan het kijken was. Tot op het moment dat zíj hier binnenkwam.

‘Ik zal dit moeten doorgeven aan de dokter, want zo kan het niet langer’, spreekt de verpleegster. Haar stem klinkt zacht en misplaatst na mijn woedeaanval. Diep vanbinnen borrelt er een kriebel op in mijn buik. Het voelt alsof ik vanuit mijn binnenste heel hard moet lachen. Ik kijk tevreden de verpleegster na, die bijna over het dienblad struikelt en wat erwtjes plattrapt als ze haastig de dokter gaat halen. Ze loopt de stoel omver voor bezoekers die ik nooit krijg. Stom wijf…denk ik spottend, waarom loopt ze dan ook achteruit?

Die onvermijdelijke kriebel weet zich een weg te vinden naar mijn keel, en ik begin te schreeuwen en te lachen. Het voelt alsof ik het allebei tegelijk moet, net als op de w.c. als je tegelijk moet poepen en plassen, maar niet kunt kiezen. Van gekheid weet ik niet wat ik moet doen en ik grijp mijn hoofdkussen achter me. Ik begin er wild mee te zwaaien totdat het scheurt. In één keer bevind ik me in een wolk van veertjes. Ik hou op met schreeuwen, met grote ogen kijk ik naar het tafereel. Het lijkt wel sneeuw….Verwonderd volg ik met mijn ogen de dwarreldans van veertjes, totdat ze stil op mijn deken blijven liggen.

‘Zo zo, wat is hier aan de hand?’ Daar is de dokter. Met grote passen beent hij de kamer door, en ontwijkt handig het dienblad dat midden op de vloer ligt. Ik weet dat dit geen vraag is, verstandig houd ik mijn mond dan ook dicht. ‘Meisje, meisje toch. Wat moeten we met jou beginnen?’ Hij hurkt naast mijn bed en zet een stoel overeind waar hij vervolgens op gaat zitten. Dit is alweer geen vraag. Wanneer is die eikel nou eens duidelijk? Boos kijk ik de andere kant op. Hij raakt mijn schouder aan om me te dwingen hem aan te kijken. Maar dat is de druppel.

‘Klootzak, hou je handen thuis!’ Gillend sla ik zijn hand van me af en rol naar de andere kant van het bed. De dokter springt overeind en de verpleegster snelt om het bed heen en houdt me daar vast. Ik gil nog harder en stik bijna in mijn eigen woede, als ik het rode gezicht van de verpleegster boven me zie en de ijskoude handen voel die ze als een tang om me heen slaat. Wurmend, schoppend en tierend probeer ik te ontsnappen, maar de verpleegster is te sterk en de dokter te snel. Voor ik besef dat ik een prik in mijn arm krijg, wordt de wereld al waziger en het lukt me niet goed meer om te schoppen. Het voelt alsof ik met mijn armen en benen in taaie stroop ben gedoopt. Niet begrijpend kijk ik omhoog in het gezicht van de dokter. Zijn woorden galmen na aan de binnenkant van mijn hoofd. ‘Het is beter zo, meisje. Slaap zacht.’ Ik wil wel boos worden, maar het lukt niet. Ik zak weg in de stroop. En dan weet ik het niet meer.

Bibberend van de kou klim ik het trapje op naar de hoge duikplank. Ik heb de duikplank helemaal voor me alleen, de andere kinderen zijn hier veel te schijt voor! Moedig loop ik naar het uiterste puntje, waar ik mijn tenen omheen krul en vervolgens met een diepe zucht naar beneden blik. Het zwembad is leeg, waar zijn alle kinderen gebleven? Het is wel hoog zeg…Maar toch spring ik. Het blauwkleurige water komt met hoge snelheid op me af, en dan splijten mijn handen het water in tweeën om plaats te maken voor mijn lichaam. Het water omhult me als een warme deken, en ik knijp mijn ogen dicht tegen het chloorwater. Als ik naar de oppervlakte wil zwemmen, doe ik mijn ogen open om te kijken waar ik heenga. Het water is rood! En ik weet dat het bloed is. Als een bezetene worstel ik me omhoog, maar ik word tegen gehouden door iets dat aan mijn enkel trekt. Ik kijk achterom en ik zie het kleine meisje dat me mee wil nemen naar de diepte. Nu is zíj de baas…Maar ík wil niet dood, niet zoals zij! Schrik giert door me heen en ik wil adem halen. Maar in plaats daarvan krijg ik een teug bloed binnen. Wanhopig schop ik met mijn benen, maar ik voel dat die koude vingertjes zich steeds strakker om mijn enkels sluiten.


evil-ine

Columns persen zich zo af en toe uit mijn hoofd, het is dan alsof mijn vingers een eigen leven leiden. Ik hou van schrijven recht uit mijn hart. Het is inspirerend om andermans werken te lezen. Ik hoop dan ook op mijn beurt iets toe te voegen. Wat mij doorgaans inspireert: oude thrashmetal, een goed boek van o.a. Bernlef, Sara Kroos, Dimitri Verhulst, stilte, mensen en hun verschrikkelijke menselijkheden en alle mooie pure dingen van het leven.

11 reacties

Meralixe · 11 september 2014 op 07:49

Voor alle duidelijkheid, ik ken die toestanden min of meer (gelukkig) van uit een observerende positie in een psychiatrische instelling waar ik een tiental jaren heb gewerkt.

Niet onaardig geschreven maar toch wringt het een beetje. Die ik vorm lukt niet zo goed. Iemand in een dergelijke toestand die dan toch verteld….

Misschien was het beter geweest het eerste deel van de column te schrijven van uit het standpunt van de verpleging om dan (maar ik weet niet hoe) op het laatst de IK aan het woord te laten.

Frans · 11 september 2014 op 10:02

Ik ben benieuwd naar het vervolg.

Ferrara · 11 september 2014 op 12:05

Ik krijg dit heftige verhaal niet op de plek in combinatie met de titel, maar misschien wordt dat duidelijk bij het vervolg.
Net als Meralixe, heb ik associatie met een psychiatrische setting

pally · 11 september 2014 op 13:13

Dit stuk had ik beter gevonden in de derde persoon, maar dat is weer lastig omdat je dan niet kunt beschrijven wat er in t
’t hoofd gebeurt.
Toch wel spannend.

Dees · 11 september 2014 op 17:08

Mysterieus. Ik zie allerlei mogelijkheden: de ik-persoon heeft een ongeluk gehad bij het van de hoge duikplank afduiken en is daarom opgenomen in het ziekenhuis, de woede is daarmee echter nog niet verklaard. Of de duikplank is een psychotisch beeld, waarmee opname een gevolg was. Of de duikplank is een gevolg van de stroop door injectie, het wegzakken als nachtmerrieachtig beeld.

Daarmee intrigerend.

Mocht het ergens autobio zijn dan zou een tip mogelijk zijn om eea te laten proeflezen door iemand die het allemaal niet van dichtbij heeft meegemaakt.

Hoe dan ook, ben benieuwd naar (2).

champagne · 11 september 2014 op 17:16

Ik vind het goed geschreven en ook boeiend. Waarschijnlijk omdat het mijn vakgebied raakt (psychiatrie). Ben ook benieuwd naar het vervolg. Ik had persoonlijk geen last van de ik-vorm, juist ook daarom kwam de column zo binnen.

evil-ine · 12 september 2014 op 12:12

Het verhaal is ontsproten aan mijn fantasie en een beetje opleidingservaring. Sommigen hebben moeite met de ‘ik’ vorm, dat kan ik me ergens wel voorstellen. Maar Pally verwoordt precies de reden waarom ik het zo geschreven heb…Met een blik vanuit een 3e persoon had ik het idee veel inside-mogelijkheden te verliezen.

De titel wordt hopelijk meer duidelijk in het vervolg.

@dees: je hebt er goed overna gedacht! Alle 3 de scenario’s zijn een mogelijkheid. Ik vind het prettig dat je zo inhoudelijk reageert, dat zie ik vaker bij jou en dan heb ik er inhoudelijk een boel aan!

Iedereen bedankt voor het lezen en de feedback!

Frans · 12 september 2014 op 13:04

Een verhaal in de derde persoon hoeft gedachten van de personages niet uit te sluiten. De alwetende schrijver heet dat geloof ik .

Mien · 12 september 2014 op 16:06

Fictie en non-fictie door elkaar heen als ik je goed begrijp. Inlevend geschreven. Vooral de derde alinea vind ik goed. Bijzonder om te lezen dat er zoveel ervaringsdeskundigen op het gebied van psychiatrie bij CX rondlopen. Ben benieuwd naar deel twee.

arta · 13 september 2014 op 12:19

Ik vind jouw beeldspraak ( oa de stroop) erg goed! Het trekt mij, als leek, in het verhaal, zet zintuigen op scherp.
Mooi stuk!

Dees · 14 september 2014 op 18:12

Dank je evil lady 😀

Geef een reactie

Avatar plaatshouder