Beste lezers, deze column gaat over lijken.

Ik keek zojuist ( 3 december 2011) naar een uitzending van het Tv-programma ‘Kassa’, dat ook over lijken ging en daar zat een meneer van de onderneming Yarden die nog meer over lijken ging. En dat op een zaterdagavond die toch eigenlijk bestemd is om leven te maken!
Het is nu dertig jaar terug dat ik zelf ook over lijken moest gaan. De telefoon ging en ik werd verzocht om met spoed bij de directie van het Ziekenhuis in A. te komen voor een dringende en delicate zaak.
Mijn collega Netty, een zorggroepmanager, zat al aan tafel en de stemming leek mij zeer ernstig.
Jan en Herbert, de directieleden, zaten wat nerveus te schuifelen. Ik voelde nattigheid: het gaat hier op leven en dood.

Dat was juist geraden. Met omfloerste stem nam Jan het woord. ‘Wij hebben jullie gevraagd om op managementniveau een delicate zaak aan te pakken. Wij vragen daarbij om de grootst mogelijke discretie tot het moment van besluitvorming. Wij willen namelijk het mortuarium uitbesteden en jullie moeten dat voorbereiden’.
De grafstemming plantte zich direct vast in de zielen van Netty en mijzelf.
‘Het zit namelijk zo’, Herbert nam het woord over, ‘dat de twee dames die in ons mortuarium werken, ook een dienstverband hebben bij de firma X, begrafenisondernemer de A. Wij hebben begrepen dat 80% van de overledenen uit ons ziekenhuis letterlijk en figuurlijk wordt doorgeschoven naar firma X’.
Wij hebben daarbij een voorstel gekregen van een landelijke onderneming (de PC) die de verzorging van mortuarium tot begrafenis wil overnemen. Men is daarbij bereid tot herinrichting van ons koelcellencomplex voor een bedrag van anderhalve ton’.
‘Dat vinden wij interessant en meer kies naar de nabestaanden’ voegde Jan toe.

Met uitgestreken gezichten vertrokken Netty en ik uit het directievertrek. Al direct achter de deur wisselden wij een blik van verstandhouding, gaven elkaar een high-five en barstten uit in daverend gelach.
Dat was nog eens een uitdaging!

Wij ontvingen samen in totaal acht begrafenisondernemers, allen gul tot zeer gul. Het waren gladde rakkers en/of ronduit enge kraaien. Ze waren bereid tot mega-investeringen in ruil voor de kans om als eerste aan het bed van een zojuist overleden persoon te staan; dit om bij ‘de bron’ de zorgen, en het lijk, aan de droef wenende familie te ontnemen. Het is waar: de begrafenisondernemers gaan door het vuur voor een lijk.

‘Geen sprake van, dit is onfatsoenlijk’ deelden wij de lijkenpikkers mede. Heftig verzet was ons deel. ‘U kunt de verpleegkundige toch vragen om een folder van ons te overhandigen?’ was het laatste verweer. Zij gaven de strijd niet op en naarmate de gesprekken vorderden, werd de investeringsdrift minder en minder.
‘Wie zegt ons dat u die lijken niet allemaal zelf inpikt?’ sprak Netty met een gezicht waar geen plooi in viel te ontdekken. Dat was het moment dat het mij even teveel werd. Vanachter mijn hand en met schokkende schouders wachtte ik het antwoord af. De kraai in kwestie sprak monotoon: ‘ Mevrouw wij pikken geen lijken en het is beter er een einde aan te maken’. Omdat deze uitspraak het gesprek betrof, stemden wij hier van harte mee in.

Wij maakten een lijkig rapport voor directie die onmiddellijk besloot tot het in eigen beheer houden van de lijkenlogistiek en de mortuariumdames het mes op de keel te zetten voor wat betreft het doorschuiven van overledenen.

Ik heb mijn collega Netty al in geen twintig jaar meer gesproken, maar ik weet zeker dat zij, met mij, een blijvende afkeer heeft gekregen van het eerbare beroep van ‘lijkbezorger’. De uizending die wij zagen betrof het topje van een ijsberg die begint bij de vrieskou van een mortuariumkoelkast.
Misschien keek Netty gisteravond ook wel, dacht zijn aan mij en aan de tijd dat wij vol afschuw en spot spraken over ‘de lijkenpikkers’.
We hebben ze een hak gezet, Netty!! Als we elkaar nog eens zien maken we weer een high five.

Maar laten we geen illusies hebben: wie het laatst lacht, lacht het best. Ze krijgen ons nog wel.
Als je een kuil graaft voor een ander, val je er zelf in.


8 reacties

Meralixe · 6 december 2011 op 14:06

Ik reageer op dit verhaal, al is het maar om er meteen een passend fotootje bij te hebben.

Het verhaal, uw persoonlijke ervaring, is nog al langdradig verteld zodat het ietsje te weinig boeit.
Die “fout” wordt op column x wel meer gemaakt: wat voor de verteller als REUZE INTERESANT ervaren is is niet altijd zo voor de lezer.

Gelukkig nog een goede uitsmijter!!!! :hammer:

arta · 6 december 2011 op 14:55

Ah, Schoevers, wat een heerlijk verhaal, bijna surrealistisch hoe anders lijkenpikkers tegen de dood aan kijken!

Libelle · 6 december 2011 op 14:59

Helemaal eens met Meralixe, de kunst van het weglaten beheers ik ook nog niet helemaal. Maar wel fouten ontdekken, hier is het bepaald hinderlijk.

pally · 6 december 2011 op 15:09

Apart verhaal, Schoevers, maar, inderdaad, wel een beetje aan de lange kant. Ik vond het een originele invalshoek bij dit onderwerp. De andere kant van lijkenpikkersbrigade en co 😀

groet van Pally

Boukje · 6 december 2011 op 15:15

Inderdaad wel iets te lang van stof maar ik heb het toch prettig gelezen. Interresant onderwerp en met humor gebracht 😀

LouisP · 6 december 2011 op 18:30

Dat je column over lijken gaat, ’t ligt er zo dik op dat ’t grappig moet zijn, en die die uitsmijter…ik vind d’r niet veel aan!
Beetje slordig geschreven vind ik.
L

Mien · 8 december 2011 op 09:05

Goed stukje. Zeker de eerste alinea. Jouw column deed me weer terug verlangen naar de geweldige serie Six feet under.

Mien

Harrie · 8 december 2011 op 16:46

Galgenhumor. Altijd leuk.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder