Mijn kindje

‘Schatjuh, Dinges heeft een Harley. Ik zou ook best een Harley willen…’
‘Maar lieverd toch, daar hebben we het toch al over gehad. Zo’n Harley, daar hebben we geen geld voor en bovendien, ons huis is al zo klein?’
‘Jamaar…’
‘Nee, lieverd, [i]we[/i] moeten eerst nog een nieuw bankstel, ik wil graag een inloopkast en de wasdroger zal ook een dezer dagen vervangen moeten worden. Dus nee, ik wil over die Harley niks meer horen!’ ‘Schatjuh, Dingus, je weet wel, die we gisteren nog zagen, heeft ook al een Harley. Weet je wel hoe hard die kan?’
‘Nee lieverd, dat weet ik niet en het interesseert me ook niet’.

‘Schatjuh, Dingetje, je weet wel, de broer van Dinges, heeft nu ook al een Harley. Een rode’
‘Oh ja? Maar je weet het he, ik heb nog een paar zaken op mijn verlanglijstje staan die toch echt voorrang hebben, lieverd.’

‘Goh, schaahhat, weet je wie nu ook al een Harley heeft?’
‘Nee lieverd, dat weet ik niet en ik wil het ook niet weten…’

‘Schatjuuuhuu…’
‘Hou Godverdomme nou eindelijk eens op met je gezeik over die Harley. Er komt hier geen Harley in huis! Ik laat mijn leven niet verzieken door zo’n herriemakend-altijd-iets-mankerend-monster.

Begrepen?!’

Niet iedereen zal zich hier in herkennen.
Vervang het woord ‘Harley’ door ‘kindje’ en ‘broer’ door ‘zus’.