Ik moet naar de stal, maar ik weet niet meer waar die is. Er is iets, ik voel het, naderend onheil, zwart en stinkend, en het is mijn schuld. Ik moet naar de stal. Ineens is daar het schuurtje uit mijn jeugd. Het bouwvallige hokje dat mijn ouders huurden van een boer. Ik herken het schuifslot, dat alleen met een flinke duw van mijn knie tegen de deur open gaat. Het krakerige geluid klinkt precies als toen, mijn been til ik automatisch op, voor het opstapje.

Dan verschijn ik als meisje, in rijbroek en klompen. ’s Ochtends voordat ze naar school gaat, in de pauze en na school is ze op de stal. Om haar pony te voeren, buiten te zetten, te rijden en borstelen. Op zaterdagochtend kruit ze de mest over het houten plankje op de mesthoop. Dan wandelt ze met haar pony over de stoep naar haar rijtjeshuis, waar ze hem in de tuin vastbindt aan de schommel. Met de tuinslang, groene zeep en een emmer warm water schrobt ze haar schimmeltje tot hij helemaal wit is. Moeder geeft haar oude dekens waarmee ze hem droogwrijft en inpakt, van oren tot staart. Ze doopt de staart in de emmer, vlecht de manen en doet er het voorgeschreven rode plakbandje omheen. Slinteren. De hoeven krabt ze uit en smeert ze in met vet. Aan het einde van de middag brengt ze haar glimmende pony terug naar stal. Na het avondeten begint ze aan het poetsen van het tuig. Soms gaat ze om zeven uur nog naar de avondmis in de kerk, bijgelovig als ze is. Samen met de witte oorbellen zou dat geluk geven, morgen op de wedstrijd.

Als ik de donkere schuur binnenloop dringt een sterke ammoniakgeur mijn neusgaten in. Het is zo sterk dat mijn ogen beginnen te tranen. Met mijn mouw voor het gezicht loop ik knipperend verder. Dit is niet goed. Rechts zie ik iets bewegen, achter de planken. Met een schok besef ik dat het mijn pony is, die ik als twaalfjarig meisje kreeg. Wat doet die hier? Het arme beest. Hij staat tot zijn buik in de mest, door zijn vastgekoekte vacht schemeren kale plekken. De ribben en heupen steken akelig ver uit, graatmager is ie. Maar het ergst nog zijn de ogen. Zo in en in droevig. Langzaam draait zijn hoofd naar me toe. Ik wil hem vasthouden, hem verzorgen, zoals vroeger, zoals toen. Maar ik kan niet lopen.

Uitgeput word ik wakker met een wrange smaak in mijn mond. Beneden pak ik mijn laptop en zie dat er een derde bod is geplaatst op mijn advertentie: [i]“Wegens beëindiging hobby te koop: rijzadel, voor groot paard. Heeft een paar jaar op zolder gelegen, mag nu weg.” [/i]

Categorieën: Sport

9 reacties

Boukje · 18 juni 2011 op 08:40

Heel mooi geschreven.
Sommige dingen zijn niet gemakkelijk los te laten he…
Ergens in het onderbewustzijn ben je er toch nog meer mee verbonden als dat je dacht.

Maar kop op, alles gaat voorbij, dat schept weer ruimte voor nieuwe mogelijkheden!

Het beste ermee,
Boukje.

LouisP · 18 juni 2011 op 09:28

Het krakerige geluid klinkt precies als toen, mijn been til ik automatisch op, voor het opstapje.

dat schuurtje, ‘k zie het zó voor me,

Ik wil hem vasthouden, hem verzorgen, zoals vroeger, zoals toen. Maar ik kan niet lopen.

even komen alle dieren voorbij, waar ‘k voor wilde zorgen, waar ‘k van hield

Bij ’t lezen voel ik je ongelofelijke passie voor het paard, de pony en alles wat daar bij komt kijken…

Goed geschreven Sylvia1!

SIMBA · 18 juni 2011 op 09:46

Wat mooi beschreven en wat eng…..ik zag die zielige pony zo voor me 🙁

Prlwytskovsky · 18 juni 2011 op 09:56

Bij het wakker worden resten er vaak alleen maar flarden van een droom. Kunstig en mooi om het op deze manier te verwoorden. Duimpie op. :duimop:

Mup · 18 juni 2011 op 17:54

Verrassend einde, goed gedaan.

Groet Mup

arta · 19 juni 2011 op 11:04

Mooi!

Enne… Ben je er écht helemaal mee gestopt?

sylvia1 · 19 juni 2011 op 18:31

Met paardrijden ben ik gestopt, met dromen nog niet… Bedankt voor de reacties!

Mien · 20 juni 2011 op 07:44

Ja, een paard op zolder houden, wie doet dat ook?

Mien (beschermt columndieren)

Kwiezel · 20 juni 2011 op 21:15

Sylvia!
Well done! Erg mooi beschreven deze droom. Uit de derde alinea spreekt iets kwetsbaars, het geeft precies weer hoe jij je paardrijhobby destijds beleefd hebt.

Klein kritisch puntje: in de vierde alinea hangt de zin “Maar ik kan niet lopen” er maar een beetje bij. Ik zou daar nog iets aan toevoegen wat de machteloosheid beter beschrijft.
Uitsmijter wel weer top gedaan, een beauty!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder