‘Geweren’, beantwoordt de haringman mijn onuitgesproken vraag, ‘hij jaagt.’
De man voor mij, die op een grote zak met broodjes stond te wachten droeg een langwerpige zwarte rugzak. Ik kon niet opmaken welk instrument hij met zich meedroeg.
‘En hij is oogarts’, voegt zijn vrouw eraan toe.
Wanneer is het moment gekomen dat je in een uitspanning, van alcoholische of andere aard, tot de vaste klanten behoort. Eentje van de oude hap, van de getapte jongens, die van de gestampte pot.
De mannen van roestvrij staal die onverstoorbaar hun kelkjes kantelen of hun broodje paling wegtikken en de dingen van de dag mompelend van vuurvast commentaar voorzien.
Tijdens mijn wekelijkse bezoeken aan de kraam merk ik aan de vrouw van de haringman dat ik vorderingen maak. Ook als er andere klanten voor de toonbank staan wendt ze zich in haar praatjes steeds nadrukkelijker tot mij. Nu moet ik daar eerlijk bij zeggen dat ik het er ook wel wat op aanleg.
Ik weet zo langzamerhand dat milde steekjes richting de haringman het goed doen bij haar. Net als bij de meeste dames die een langdurige verbintenis achter de knopen hebben heeft ook zij in de richting van haar echtgenoot een houding ontwikkeld die het midden houdt tussen rancune en liefdevolle ironie.
Als klant is het de kunst het vlammetje daaronder aan te wakkeren zonder dat het de kans krijgt zich tot een uitslaande brand te ontwikkelen. Stoken heet dat.
Kort maar hevig, want de vis is zo weer ingepakt en weg ben je.

‘ Die man is dik gevuld, gaat een nieuwe kliniek openen’, zegt de haringman bewonderend.
‘Op Aruba’, de ogen van de haringvrouw glinsteren bij de gedachte aan de zonnige streken die ze de week ervoor moest verlaten.
‘Vanwege al die rijke ouwe mensen die daar gaan wonen’, zijn glibberige hand verdwijnt in een plastic emmer.
‘Ik denk dat ik me daar ook maar ga laten helpen’, knipoogt ze.
‘Jij mankeert niks’, zegt de haringman.
‘Er kan altijd wat gevonden worden’, zeg ik
‘Staar bijvoorbeeld’ zegt ze. ‘Grauwe staar.’ Ze griezelt een beetje bij het woord terwijl ze een zakje met uitjes vult.
‘En dan 3 weken revalideren’, zeg ik.
‘Minstens, en daarna het andere oog ook nog’, vult ze aan.
De haringman houdt zijn blik onverstoorbaar op zijn snijplank.
‘Maar gelukkig kan hij hier dan rustig door blijven werken’, knik ik zijn kant op.
‘Oh ja?’ De haringman richt zich op.
‘Dan moet ik wel een adresje hebben om te eten.’
‘Ja, hoor dat kan, om 6 uur staat alles op tafel’, zeg ik.
‘Als het maar geen vis is.’
‘En denk om een servetje’, op het gezicht van de haringvrouw verschijnt een glimlach in een mengeling van uitbundigheid en overmoed.
‘Want hij knoeit hoor.’
Dan steekt ze haar hand uit om mijn tientje aan te pakken.
‘Drie maal, dat is 6 euro.’
Want leuk is leuk, maar zaken zijn zaken.

Categorieën: Algemeen

4 reacties

LouisP · 8 maart 2011 op 11:16

Hahaha,
Trawant, die tweede alinea…..da’s echt heel goed en grappig…..

Stoken heet dat…haha
Mooi haringdeel!
L.

sylvia1 · 8 maart 2011 op 13:17

Leuk, deze insteek, ‘hoe word je een vaste klant’.
[quote]’Dan moet ik wel een adresje hebben om te eten.'[/quote]
En dat laat jij je haringman juist op Vrouwendag zeggen 😉 [size=small](met een knipoog naar je gedichtje van vandaag)[/size]

Mien · 9 maart 2011 op 16:24

[quote]Als klant is het de kunst het vlammetje daaronder aan te wakkeren zonder dat het de kans krijgt zich tot een uitslaande brand te ontwikkelen. Stoken heet dat.[/quote]

Alvast een nieuwe titel voor de volgende wellicht: Gestookte haring

:hammer: :hammer: :hammer:

Mien Stookvis

Mosje · 9 maart 2011 op 16:58

Met plezier gelezen Trabant

Geef een reactie

Avatar plaatshouder