Pertijs was een klootzak, vraag me niet hoe het zo kwam, maar naar algemene maatstaven was hij gewoon een klootzak. Autohandel Pertijs stond slecht bekend in de omgeving. Als je ruzie kreeg met de baas, dan was hij in zijn element. Een blik naar zijn Duitse Herders volstond om je de stuipen op het lijf te jagen. Zo gemeen konden ze grommen, met hun bek dicht bij het vlezige gedeelte van je benen. “Sodemieter op”, kon hij dan schreeuwen en pakte niet zelden een breekijzer uit zijn bureaulade, “anders sla ik je eruit!”. Geen haar op je hoofd die er dan nog aan dacht om garantie te eisen voor het vehikel, dat je er had aangeschaft. Achter de ruiten van zijn schamele kantoor stonden bordjes met afbeeldingen van wapens met de tekst: “Hier waak ik”, alsof de honden nog niet genoeg waren.

Rationeel bezien moest je gewoon met een grote boog om het bedrijf heen rijden. De oude Pertijs had betere tijden gekend. Sinds hem zijn APK- houderschap was ontnomen en hij niets meer investeerde in het bedrijf, was het bergafwaarts gegaan. Één poolse monteur had hij nog in dienst en zelf was hij veel afwezig, zogenaamd om auto’s in te kopen. Niet zelden liep hij in de middag al met een drankkegel rond op zijn verwaarloosde terrein en in een aftanse loods, met een afgebladderd bord ‘Permanente Autoshow’ er boven. Zijn huis meed hij zoveel mogelijk. Daarin zat zijn verslonsde vrouw temidden van een grote bende en manden vol wasgoed tv te kijken, of achter haar laptop, in permanente verbinding met haar thuisland.

Op een druilerige donderdagmiddag, hij had juist wat smoezelige slangen met kerstlichtjes aan weerszijden van de poort bevestigd, stond hij te urineren tussen een auto en de erfscheiding in.
Er parkeerde een oude, rokende Mercedes voor de poort, met een Pools kenteken en een zeer slecht lopende motor. De honden waren al aangeslagen, alsof klanten een gevaar vormden. Hij schreeuwde ze toe en liep op het hek af. De bestuurder, een Pool, een vroege veertiger, stapte uit, gebaarde naar de auto en zei iets. Hij verstond alleen het woord ‘motor’ en maakte de man duidelijk dat hij zo terug zou komen. ‘Het is zo avond, verdomme’, bromde hij, ‘Ik ga nu niet aan zo’n wrak liggen prutsen en geld heeft die gast natuurlijk al helemaal niet.’ Op donderdag had hij bovendien zijn sauna-avond met zijn vaste dame.
Zijn monteur had al een stiekem pilsje achter de kiezen en zat half verstopt achter een hefbrug. Pertijs vond hem en beval hem te volgen, ’vertalen’, zei hij kortaf.
Toen ze terugkeerden naar de poort konden zijn waterige kraalogen nauwelijks doorgeven wat ze zagen. Er was een vrouw uitgestapt die de poort had geopend en die de honden aaide. Twee kinderen, meisjes, keken toe. Ze zagen er vermoeid en verslagen uit. “Pas op verdomme, je had al opgevreten moeten zijn!” brulde Pertijs.
De vrouw riep wat en lachte. ‘Ze houdt van honden, ze zullen ons niks doen ’, vertaalde de monteur zuchtend, hij hield niet van vertalen. De honden jankten zachtjes, alsof een vreemde kracht hen de macht ontnam om te doen wat hun baas ze geleerd had.

Het sociale aspect van het moeizame gesprek interesseerde Pertijs geen snars. Hij hoorde iets van een lange reis en werk zoeken in de kassen in de buurt. En dat het tevergeefs was geweest en dat ze weer terug zouden reizen. Misschien dat ze in Duitsland wat konden vinden.
De motor was steeds slechter gaan draaien onderweg en zo terugkeren durfden ze niet. Of hij de motor kon nazien, het was misschien een kleinigheid.
‘Heb je geld?’ vroeg Pertijs kortaf en schoot zijn peuk over het hek, alsof hij wenste dat het hele gezelschap er achteraan kon.
De vrouw aaide de honden steeds, de jongste kwispelde nu zelfs! Ook de meisjes knuffelden nu de dieren!
“Honderd euro”, sprak de man, maakte een hopeloos gebaar en zei iets over geld voor brandstof voor de terugreis. De monteur wisselde enige zinnen met de moeder; ‘De meisjes zijn een tweeling, twee eieren’, sprak de monteur.
Maar Pertijs was het allang zat, het was geen visite! Bovendien had het gesprek een verkeerde wending genomen, alsof hij de job al had aangenomen.
‘Of de dames even gebruik van het toilet mogen maken’, sprak de monteur. ‘Zie je nu wel verdomme, daar heb je het al’. De poolse vrouw kwam op hem af, stak haar hand uit en zei iets.
‘Ze is u zeer erkentelijk, ze zijn erg vermoeid’, vertaalde de monteur.
Toen hij haar kleine hand wat onwennig beantwoordde, voelde hij een sensatie die hij niet kon thuisbrengen. De handen van Veronica, het saunameisje dat hij frequent inhuurde, kwamen er nog het dichtste bij maar dan anders, veel warmer, ondanks de kou. Hij richtte zich snel tot zijn monteur; ‘Zeg maar dat ze naar binnen kunnen, ze vinden mijn vrouw wel voor de tv en rijd die wagen naar binnen. We kijken even wat die tor mankeert’. Honderd euro is maar ‘even’ in de autowereld, tenslotte.

Na een half uur bracht de monteur verslag uit in het kantoortje van Pertijs. Het poolse gezinshoofd zag er nu behalve moe ook verslagen uit. ‘Die motor heeft een vastloper gehad, 3 en 4 komen niet meer mee, geen compressie…
Met deze motor halen ze de grens niet eens, het is finito, over en sluit.’ De monteur maakte bewegingen met zijn handen, die ook betekenden dat het over was en sluit en keek op zijn horloge, hij had al weg willen zijn.
Pertijs voelde zich belazerd, het liefst had hij zijn breekijzer voor de dag gehaald. Dat scenario kende hij tenminste, ‘Ik ga koffie halen’, zei hij en verdween naar zijn woning.
In de woonkamer stonden de Poolse en zijn vrouw de was op te vouwen, de meisjes zaten voor de tv met een glaasje limonade voor zich. Ze knabbelden op chipjes en volgden nauwlettend wat er allemaal gebeurde.
‘Was zijn vrouw nu ook al gek geworden?’ Hij joeg de honden de kamer uit, die hem al angstig aan lagen te kijken. Als hij niet oppaste ging zijn sauna-avond ook nog naar de kloten.
‘Kaput’, zei hij, ‘Motor kaput, schluss’. De vrouw verstond hem maar al te goed. Haar gezicht vertrok maar ze kon zich inhouden, de meisjes echter konden haar gemoedstoestand niet weerstaan. Als door een onzichtbare wenk gestuurd en vermoeid als ze waren begonnen ze beiden zachtjes te snikken. Hun moeder troostte hen en probeerde te glimlachen.
Pertijs wist niet wat hem overkwam, gevoelens van vertedering waren hem vreemd. ‘Zeker ingestudeerd’, verklaarde hij zichzelf. Wat hij precies voelde herkende hij niet, alles leek door een vreemde hand gestuurd.
Plotseling begon hij driftig op zijn telefoon te rammen en belde zijn monteur, die er inmiddels tussenuit was geknepen en sommeerde hem onmiddellijk terug te komen. ‘Overwerk’, schreeuwde hij. Hij had een motor staan van precies hetzelfde type, die zou in orde moeten zijn. Al jaren stond het blok stof te vergaren, tussen onnoemelijk veel rotzooi in de garage. De motor was destijds lopend weggezet en had pas 150.000 gedraait, tenminste, dat meende hij zich te herinneren.
‘Ga wat frites en fricadellen halen en stem af op een Poolse zender of zo, ze kunnen boven slapen’, commandeerde hij zijn vrouw en verdween naar de werkplaats.
‘Ze spreekt ook een heel klein beetje Dui..’, begon ze, maar hij was al weg. ‘Het is geen visite verdomme’, bromde hij weer.

Als de monteur niet bang was geweest voor Pertijs dan was hij niet gekomen. Hij voelde dat het een latertje zou worden. Zijn baas had zich in een stofjas geperst, die hem eens gepast had en morrelde wat aan een takel.
‘Schroef die motor uit dat wrak, we hangen deze erin’, sprak hij staccato en wees op de motor waarvan alleen het kleppendeksel te zien was. Hij was al buiten adem, ergerde zich eraan en tufte zijn peuk uit.
De vader van de twins stond erbij en keek ernaar. Hij snapte er niets van en stond daarin niet alleen. Niemand snapte nog iets van de ontstane situatie, maar gewerkt werd er wel…
Hij bleef uit solidariteit in de werkplaats. Spontaan begon hij te vegen, de rommel op te ruimen, koffie te halen. Hij wilde een signaal afgeven. Een signaal van zijn grote erkentelijkheid. Tegelijkertijd maakte hij zich diep ongerust. Zo’n motor kost wel 2000 euro, wie zal het zeggen en dan deze norse man en die dreigende bordjes tegen de ruiten. Stond hij machteloos?
Toen zijn vrouw kwam kijken, in gezelschap van de honden, voelde ze zijn spanning. “Dopingwac’ ”, houd moed, zei ze zachtjes en kuste hem op zijn wang. Daarna ging ze rusten.

Eindelijk naderde het grote karwei zijn voltooiïng. Pertijs had pleisters op verschillende knokkels en zei al uren weinig meer; ‘Was het maar een motor van een VW- kever geweest verdomme, dat duurt een uur’, dat was het laatste geweest. Denken deed hij wel; aan Veronica en haar zachte lijf en de details ervan en wat ze al niet deed voor 50 euro extra. En vooral dat hij seniel geworden moest zijn. Had hij zijn kop soms gestoten?
Toen de monteur de brandstofleidingen had ontlucht, de olie ververst en een extra accu had bijgezet, gebeurde er iets opmerkelijks. De diesel startte meteen en liep mooi rond, het roken werd allengs minder. Een religieus persoon zou er een aanwijzing in gezien hebben, zeker zo tegen kerst. Pertijs dus niet. ‘We gaan slapen’, geeuwde hij en schakelde het licht al uit voordat iedereen buiten stond.
Op zijn kantoor schonk hij een bierglas jenever in en plofte in zijn stoel. Hij moest nadenken, wist niet precies waarover, maar de drank deed zijn uitgeputte lijf goed.
‘Morgen nog even een proefrit maken’, bromde hij, toen hij zijn kantoor weer verliet, ‘ morgen is nu verdomme en nu moet ik ook nog naast die Thaise gaan liggen, met al mijn bedden bezet’.

Voor het ontbijt was hij al weg, hij werkte een bakje zure zult en een boterham naar binnen en verdween naar de werkplaats. Hij had geen zin tussen het gezin te zitten, alhoewel hij ze goed kon velen, zelfs nieuwsgierig was naar de tweeling en hun moeder. Hij wist zich domweg geen houding aan te meten en was bang dat hij terug zou vallen op zijn automatische piloot; onbeschoft minachten, overheersen en manipuleren.
Tijd voor de proefrit; De diesel trok prima en deed alles wat hij vroeg. De kachel verspreidde een behaaglijke warmte en in een onbeheerste reflex stopte hij bij een benzinestation en tankte vol. Hij vulde het ruitensproeierreservoir , kocht een reserveblik olie en nog een zak snoep voor de tweeling. ‘Daar gaat weer een pijpbeurt’, borrelde het op, ergens uit zijn ongeremde brein, toen hij moest afrekenen, ‘en nog een vette ook’.

Het moment waar hij geweldig tegen op zag naderde; Daar stonden ze dan, de Polen bij hun auto. Samen met de honden, zo mak als een lammetje. Hij kon de situatie niet aan. ‘Nou, van mijn terrein af’, barstte hij los. ‘Ik hoef geen geld van jullie, gaan jullie maar, Gute Reise’ en draaide zich om.
De vrouw zocht hem op en kuste hem op beide wangen, er stonden tranen in haar ogen. Haar man liep rond de auto met zijn handen voor zijn gezicht van schaamte en wist niet wat te doen. ‘Deze auto is nu eigenlijk van u’, zei hij oprecht, maar de monteur-vertaler was nog niet op komen dagen.
Toen klonk er gezang, kinderstemmen klonken en vertolkten een prachtig liedje. ‘Polnisch Dankelied’, zei de vrouw trots en overhandigde hem een schilderijtje, een soort ikoon.
Hij kon er niet meer tegen. ‘Gute Reise’ stamelde hij deze keer en liep weg, onherroepelijk nu. Voelde hij tranen? ‘Onmogelijk verdomme’, schold zijn inwendige.
Terug op zijn kantoor zette hij het schilderijtje tegen het raam en bleef er even onbeweeglijk voor staan. Toen greep hij de bordjes met de revolver en een variant daarvan met een mitrailleur, smeet ze in de vuilnisbak en ging zitten. Doodmoe was hij.
Even later stormde zijn vrouw naar binnen en verpestte woedend zijn happy-end; ‘Jij bent gek geworden, alles voor niks, waarom mag ik godverdomme dan niet naar Thailand?’
Hij bedacht vreemd genoeg dat ‘voor niks’, umsonst betekende. Hij wist het nog van de Mulo, van Duits. Verder dacht hij niks.
Doet God maar een Scrooge per jaar? En verleent hij nazorg?
Verdomme!


13 reacties

Libelle · 19 december 2012 op 08:32

Wel wat lang Libelle.

arta · 19 december 2012 op 08:44

… Maar desalniettemin absoluut de moeite van het lezen waard, Libelle 😉

Meralixe · 19 december 2012 op 09:49

Mooie column voor deze tijd van het jaar.
Ik ken van uit mijn actieve loopbaan dergelijke garages. Terwijl ik de column las liep ik in het afbraakterrein in mijn buurt waar ik op zoek was naar een tweedehandse startmotor of een andere versleten koppeling. Het rook er steeds naar ‘afgedraaide’ olie.
Ontroerend hoe u er in geslaagd bent deze norse figuur te tekenen. 😉

GiedoD · 19 december 2012 op 10:26

Misschien wat lang maar toch een erg boeiend verhaaltje, moderne versie van A Christmas Carol

Dees · 19 december 2012 op 10:51

Vind hem prachtig! Bij mooie tekst kan een verhaal niet lang genoeg zijn. Nou ok, dat is onzin. Maar deze is niet te lang.

Mien · 19 december 2012 op 12:14

Fantastische column.
Wat mij betreft CvdM.
Een lange dit keer.
Dat wel.
Verdorie.

Mien

Yfs · 19 december 2012 op 20:56

Briljant geschreven Libelle, je hebt jezelf overtroffen, ik ben er stil van. En wat een perfecte timing zo vlak voor de Kerst. Terwijl ik het las was het net of ik in een bioscoop stoel zat door de vele beeldende details!!

Ik zeg Column van de maand, anders eet ik mijn snowboots op!! :wave: :wave: :duimop: :klappen:

Jip · 19 december 2012 op 22:08

Wat een mooi Scrooge verhaal Libelle en zo levendig verteld met die Duitse Herders. Ik ben er ook niet gek op!
Poot! Jip

Ferrara · 20 december 2012 op 19:50

Oh yeah, dan zit je zo in je verhaal en dan blijven de zinnen maar komen. Je zou willen dat het altijd zo uitpakte.

Nachtzuster · 21 december 2012 op 04:14

Tja, hij is gewoon prachtig, Libelle. Mijn complimenten.

Libelle · 21 december 2012 op 10:14

Allemaal mooie reacties. Dank daarvoor. Laat mijn Kerst maar beginnen!

trawant · 21 december 2012 op 12:37

Wat een Kerstverhaal, schitterend geschreven..en te lang..?
Welnee, kwaliteit mag lang duren..
Ik zou het vervolg wel willen lezen..mooi geschetste hoofdpersoon waar je nog veel kanten mee uitkan..
:wave:

Harrie · 21 december 2012 op 12:38

Wow, mooie column. Voor mij mag ie nog veul langer.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder