Het verwondert me elk jaar weer rond deze tijd waar al die bomen en struiken en planten de energie vandaan halen om na maanden van kou en somberheid zo overtuigend en massaal uit te lopen. Binnen een week is de omgeving een zee van groen geworden, het licht heeft een heel andere, donkere toon gekregen; de zonnestralen hebben niet meer de scherpte van een citroen, maar gelijken veeleer op de zoete schijn van een sinaasappel. Het bewijst de enorme veerkracht van de natuur, maar achter die veerkracht gaat ook veel leed schuil, veel dat mislukt en niet tot wasdom komt, alleen zie je dat niet doordat het wordt overstemd door de groene symfonie. Moeder eend waakt de ene dag nog over acht kuikens, de andere dag zijn het er nog maar vijf, en een week later misschien nog maar een enkele. Van alle zaden die de bodem hebben bereikt, ontkiemt maar een fractie. Leven is in feite een uitzondering op de algehele aanwezigheid van de dood, maar het is een uitzondering die in de lente een feest van uitbundigheid, van hoop en overwinning viert. Je moet van steen zijn om het onaangedaan aan je voorbij te laten gaan, zelfs de koudste kikker kwaakt opgetogen mee met het lustrijke refrein van de lentezang. De stemming is vrolijk en de dood die aan al het leven ten grondslag ligt is snel vergeten, wordt overrompeld door de wilskracht van het overgeblevene.
Zelf loop ik in de lente niet meer uit, of in de verkeerde richting. Mijn hersenen plagen me met nachtmerries; het lijkt alsof de toevloed aan zintuiglijke indrukken niet op een harmonische wijze kan worden verwerkt maar in tragische beelden vol emotionele lading moet worden geuit. Het zonlicht pijnigt vooral in de vroege morgen mijn ogen en veroorzaakt uitbundige optische aura’s, waardoor ik maar half kan zien en lezen, schrijven, tekenen of werken zo goed als onmogelijk worden, waardoor mijn stemming danig verslechtert. Mijn handen zitten verder vol eczeem – de ‘groene’ vingers die ik door het werken in de tuin krijg, jeuken niet om aan de slag te gaan, maar van de blaasjes en kleine wondjes. En bij een iets te enthousiaste oplapbeurt van mijn fiets (de voorband moest vervangen) heb ik mijn borstspier zodanig verrekt, dat ik een aantal nachten nauwelijks kon slapen van de pijn.
Ja, het is lente, maar de energiestoot en de hernieuwde levenslust blijven bij mij meer en meer achterwege. Het ontbreekt me telkenmale aan motivatie om me dagelijks tot iets te zetten; en zo ik al iets doe, gebeurt het meest incidenteel, niet structureel. Juist in de lente wordt duidelijk dat ik afwijk van het gros van de mensen, maar ook van de dieren en planten die allen blaken van vrolijkheid en plezier in het bestaan. Ik behoor in feite tot die zo goed als onzichtbare wereld waarin mislukt, waarin een zaad niet kiemt, een kuikentje voortijdig sterft, een koude nacht de bloesem bevriest, of de uitbundige groei zo domineert dat er verder geen ruimte is om tot wording te komen.
Dit alles laat echter onverlet, dat ik mijn uiterste best doe om te genieten van al datgene wat nog wel in mij leeft. Van de ruimte die me is gegund en waar ik niet meer, of zeker niet dagelijks, voor hoef te vechten. Gisteren heb ik zelfs tegen alle regels van mijn door mensenschuwheid bepaalde gedrag een bezoek gebracht aan de vrijmarkt in Utrecht, en ik kon me voorstellen dat ik er eens een keer aan deel ga nemen, bijvoorbeeld om mijn tekeningen te slijten, die toch niets opbrengen als ik ze laat verstoffen. Het mismoedigde me niet dat zoveel mensen allerlei spullen te koop aanboden, ik zag het als een teken dat de lente ook kan inspireren, schoon schip te maken, veel ballast uit het verleden van je af te werpen, een nieuw leven te beginnen. Misschien verklaart het mijn zwaarmoedige stemming in deze tijd: ik probeer teveel te sparen, ik heb niet de durf om op te ruimen, het oude loof te snoeien, mezelf ruimte en dus lucht te geven voor nieuwe groeischeuten. Mijn vriendin die me vergezelde op de vrijmarkt vroeg zich af, waarom mensen zoveel goede boeken weggaven voor kleine prijsjes; ik moest het antwoord eerst schuldig blijven, maar ik geloof dat ik het nu begrijp: die boeken nemen veel meer ruimte in dan hun aanwezigheid zelf, en ze refereren naar de tijd die geweest is. Een boek dat je hebt gelezen weegt veel zwaarder dan een boek dat je nog wil gaan lezen. Om weer te kunnen lezen, geeft men die boeken weg. En om weer te kunnen leven, moet je achter je durven laten, zoals de oranje zon weer een koninginnedag.
7 reacties
Mosje · 6 mei 2004 op 17:55
Tsja depriman, valt nie mee he?
Heb zojuist je website bezocht en gekeken wat voor werk je maakt. Enne, eerlijk gezegd: Jij maakt kleurijke dingen waar ik erg vrolijk van wordt!! Eenvoudigweg prachtig!!!
Ma3anne · 6 mei 2004 op 18:58
Je eigen tekeningen willen verkopen is oude stukjes van jezelf loslaten… het zijn nog maar plannen, maar toch… het is een begin…
Tussen alle droefheid door beschrijf je de lente ontzettend mooi… misschien toch de lente in jezelf?
Tasz · 7 mei 2004 op 09:40
Tja, de lente maakt altijd iets los in mensen, zelfs ik die bij vlagen behoorlijk depri kan zijn kan het niet nalaten om bij de vrolijke zonnestralen te glimlachen.
Ik zal gauw eens op je website kijken.
Bye
Tasz
depriman · 7 mei 2004 op 13:15
Hallo Mosje,
Bedankt voor je reactie… ik ben blij dat ik je een beetje vrolijk maken kan met mijn tekeningen.
Groetjes, Anton
depriman · 7 mei 2004 op 13:18
Hoi Ma3anne,
Ja, misschien zit er nog wat lente in mij, alleen ben ik me er niet zo van bewust, vooral niet op zo’n koude, regenachtige dag als vandaag.
Groetjes, Anton
depriman · 7 mei 2004 op 13:21
Hallo Tasz,
Ik hoop dat je mijn website een bezoek waard vond. En voor het overige wens ik dat je nog veel zonnestralen op mag vangen deze lente.
Groetjes, Anton
sally · 7 mei 2004 op 20:42
hoi depriman
Er zijn genoeg mensen die al die prachtige natuurverschijnselen helemaal niet meer zien.
Laat staan het zo verwoorden in een column.
Dat is pas zielig
voor jou is er nog hoop
😉
Sally