Als ik door mijn tuin loop heb ik het gevoel in een oerwoud rond te struinen. Slechts het geluid van een aap die zich kirrend van tak naar tak slingert, ontbreekt. En elke keer vraag ik me weer af waarom ik geen groene vingers heb, terwijl ik zo’n natuurminnend mens ben. Misschien juist wel daarom. Ik wil natuurlijk de natuur op z’n beloop laten, net zoals ik mijn eigen natuur altijd z’n gang laat gaan. Voor het keukenraam staat een mooie krulwilg, althans zo ben ik ‘m gaan noemen. Ik heb namelijk helemaal geen verstand van tuinplanten. Maar ik kan intens genieten van zijn grilligheid en kronkelende vorm. Bladerend door een plantengids, welke ik aanschafte in de hoop ooit nog eens te achterhalen wat er in de achtertuin zo mooi staat te wezen, kom ik o.a. de Bryonia dioica tegen. Een prachtige struik die ook wel ‘heggenrank’ heet als je geen biologie gestudeerd hebt. Of de Convolvulus arvensis, in de volksmond ‘akkerwinde’, welke bloemen openbaart die tegen de avond dicht gaan; je kunt het zien gebeuren als je de tijd neemt om te genieten van hun schoonheid. En hun namen interesseren me dan eigenlijk geen barst. Ik stel me immers ook niet voor als homo erectus wanneer ik rechtop loop, zelfs niet als homo sapiens wanneer ik me in een horizontale positie bevindt.
Hoe die planten daar komen, mag Joost weten. Maar Joost weet gelukkig ook niet hoe IK gekomen ben waar ik nu ben. Die kronkelwegen zijn net zo onnavolgbaar en ondoorgrondelijk als de bladeren van de wilg voor mijn keukenraam, omdat ik zoals gezegd mijn eigen natuur ook maar gewoon achterna loop. Dat deden die planten ook en ik geef ze volledig gelijk.
Dat ik mijn vingers eigenlijk ook helemaal niet groen wil laten worden heeft waarschijnlijk nog een dieperliggende reden; in dat mooie groen met die veelkleurige pracht kruipt van alles rond en het heeft per definitie meer dan vier poten. En doorgaans is dat voor mij het signaal dat ik me snel uit de voeten moet maken. Alle alarmbellen gaan rinkelen wanneer zo’n donkere spin dreigend aan een draad voor mijn neus hangt te bengelen. Alleen al daarom word ik liever een Passer domesticus (= huismus) in de warmere jaargetijden.
Mijn vechtgenoot daarentegen mag nog weleens de tuin in gaan om flink te snoeien en de hardnekkige grassprieten tussen de tegels weg te bikken, als hij tenminste in staat is zijn gitaar een paar uur los te laten. Hij kan dan als een echte stier lekker mopperen wanneer de tuin ons niet meer in staat stelt er doorheen te lopen zonder dat je er een grijsblauwe jas bij krijgt van ragfijn spinnenweb als je bij de auto arriveert. Om van de gratis opgehoogde plateau-zolen nog maar te zwijgen, omdat er zo’n twintig naaktslakken ‘asiel zochten en uiteindelijk vonden’ in de profielen van je ecco’s.
Zijn gemopper is waarschijnlijk voornamelijk aan mij gericht, omdat hij er in het oerwoud alleen voor staat, terwijl ook híj geen liefdesrelatie aan kan gaan met de insektuele medemens.
Onlangs werd ik overvallen door een bui van edelmoedigheid toen ik het rijk alleen had. Ik trok katoenen werkhandschoenen aan van de gamma en begaf mij met veel overmoed naar de tuin. Ik trok en rukte alles uit de grond wat in overvloed stond te groeien en te bloeien en waarvan in elk perkje een paar exemplaren stonden. Sommige soorten onkruid zijn heel hardnekkig, maar met mijn temperament kreeg ik ze met de kracht van superman tot op de wortel uit de grond. Kruipende en vluchtende insekten wilde ik niet zien, dus die bande ik consequent uit mijn visuele waarneming. Na twee uur was de groenbak vol en het pad in de tuin een stuk begaanbaarder.
Een dergelijke actie ondernam ik voor het eerst in de zes jaren dat wij in dit huis wonen. Het was ook meteen de laatste keer. Ik hoef nooit meer te helpen.
Toen hij thuiskwam en goedkeurend constateerde dat ik flink mijn best had gedaan, kwam hij na een grondiger inspectie binnenstuiven als een spin uit zijn web of beter: als een stier die afstevent op zijn rode lap. ‘Niet te geloven! Je hebt mijn hele mooie sierstruik die ik pas geplant heb uit de grond gerukt, terwijl hij net begon te bloeien!’
Ik blijf toch liever maar een ‘passer domesticus’. Slechts voor een deel dan. Want ik pas-er evenwel voor de natuur te onderbreken, maar een doorgewinterde domesticus word ik toch nooit.
9 reacties
pepe · 20 juli 2004 op 11:08
Heerlijk gelachen Irma, ik begrijp die stier van jou maar al te goed.
Je mag wel helpen, maar niet de boel verzieken 😉
Zelf vind ik het heerlijk met blote handen door de aarde te wroeten en beestjes zijn mooi om te zien. Samen met jongste zoon pakken we ze op om beter te bekijken. Bang zijn voor zulk klein spul hoeft al helemaal niet.
Onkruid is overigens een vreemde naam, want alle planten zijn planten, is het de mens niet die het onkruid noemt. Vaak hebben juist die planten een doel. Neem bv wegebree, staat altijd in de buurt van brandnetel en kneus het blad en smeer het op de huid die kriebelt na het aanraken van brandnetel en de jeuk verdwijnt.
Als ik ooit de kans krijg kom ik een kijkje nemen in jullie tuin.
Ma3anne · 20 juli 2004 op 11:43
Haha, hoezo h……….(hier staat niet ‘herkenbaar’… kzou niet durven!)?
Praaaaaaat me niet van de akkerwinde. Mooie plant, maar als je een piepklein tuintje hebt, dan groeit ie toch wel errrrug hard ten opzichte van de rest. En als je met een doos met boodschappen verstrengeld raakt in zijn uitlopers, kunnen er rare dingen gebeuren. De buurman die het potje augurken om zijn oren kreeg zei al: “Fijn hè, zo’n kruidentuintje.” 😀
Het mag wel een zeer groeizame zomer genoemd worden. Het gras schiet drie keer zo hard de grond uit, ja ook tussen de tegels en ik zie zelfs in de tuintjes van de meest notoire onkruidwieders de ongewenste kruiden zich nestelen tussen de Afrikaantjes en Petunia’s.
Allemaal heksentuintjes hier in de buurt, zo langzamerhand. Wordt het toch nog gezellig. 😀
Mosje · 20 juli 2004 op 12:47
Jeetje, hoe moet ik in hemelsnaam op dit verhaal reageren? Zal ik mezelf naar voren schuiven als de lul? Of zal ik zeggen dat ik het met plezier gelezen heb?
Sorry Irma, ik verkeer sinds deze morgen in een identiteitscrisis.
Mup · 20 juli 2004 op 13:12
Beadnkt Irma, ik ga nu zo’n truc proberen uit te halen met het schilderen hier in en rondom het huis, hoef ik misschien ook nooit meer te helpen 😉 Leuke column, is je vechtgenoot al weer bijgetrokken?
Groet Mup.
Eftee · 20 juli 2004 op 14:17
Heerlijk toch, als je zo’n wilde natuur hebt 😉 .
gast · 20 juli 2004 op 16:43
Een stukje uit je leven genomen dus en onder het kopje tuinieren geplaatst. Kortweg gezegd komt het erop neer dat je het niet kan, en het ook niet meer wil kunnen, omdat je (v)echtgenoot het niet echt waardeerde.
Ik vind het niet echt een nadenkertje en dat is jammer, want wat heb je er nu aan om een column te schrijven dat niet blijft hangen? Dan kan je beter een boek schrijven, iets als ‘ik en mijn tuin’ of zo.
Hans · 20 juli 2004 op 17:33
Heerlijk prutsen in een tuintje. Wees maar blij dat ik geen naaktslak ben dan waren de profielen van je schoenen pas echt opgehoogd!
Ik ben trouwens wel het Tibetaanse sterrenbeeld Slak. En Tibetaans spreekwoord zegt dan ook: Hindert niet hij die langzaam voort slijmt 😀
Daarom werk ik ook-uitsluitend-om belastingtechnische redenen voor de overheid
Louise · 20 juli 2004 op 21:22
Een heerlijk stukje om te lezen, met hier en daar werkelijk briljant gevonden zinnen.
Laat dat tuintje maar lekker het tuintje; muziek maken en mooi schrijven is toch al meer dan genoeg 😉
Dees · 21 juli 2004 op 07:34
Voor een huismusje ben je inderdaad nogal uithuizig Irma! Genoten van je column…