“Ik moet je iets vertellen.” Verder dan deze vijf woorden kwam ik niet. Ik zweeg. Mijn hart ging sneller te keer, zoals mijn ademhaling. Ik was gespannen. Dat deed me overigens de das om. Weifelend zocht ik naar voorbereide woorden, maar ik was ze vergeten, hoe vaak ook herhaald. Een hiaat in mijn geheugen snoerde mijn mond. Ik sloeg mijn ogen neer, alweer teleurgesteld in mezelf, zuchtend. Mijn schouders haalde ik onverschillig op, terwijl ik tussen mijn tanden door mompelde: “Ach laatmaar, het is niks…” Zijn ogen probeerden mijn gedachten te doordringen, maar ik vermeed die confrontatie kost wat kost en besloot me te herpakken, niet in zijn ogen kijkend. Anders lukte het zeker niet, wist ik.

Ik moet je iets vertellen. Ik moét je iets vertellen. Het… het is zo moeilijk. Sinds vorige maand, je weet wel, ik had die afspraak in Brussel. Niet zomaar een afspraak met zomaar iemand. Nee. Ik voelde het al een tijdje, maar durfde het je niet te vertellen. Ik hou van je, snap je, jou kwetsen was het laatste dat ik wilde. Eigenlijk wilde ik het zelf niet eens geloven. Ik dacht dat ik het zowel voor jou als voor mij kon verdringen, maar die dubbele last wordt stilaan ondraaglijk. Dat hou ik niet lang meer vol. Zo werkt het nu eenmaal in deze jungle…

“Wàt moet je me vertellen?” Hij legde zijn hand, troostend en onwetend, op mijn schouder. Mijn gedachten sloegen op de vlucht. Blijf, asjeblieft! Wat raasde zojuist door mijn hoofd? Afspraak. Voelen. Kwetsen. Jungle en… Verdomme, de zinnen ontglipten me. Ik wist niks meer. Hij keek bezorgd en fluisterde: “Kom, we gaan even wandelen.” Ik knikte, wat moest ik anders. “Ik haal even mijn jas.” Stilletjes liep ik de kamer uit. Zijn blik voelde ik in mijn rug branden.

Ik opende de kast en strekte mijn arm uit om mijn jas te nemen, toen plots een gruwelijke pijnscheut door mijn hoofd schoot. Ik verkrampte en slaakte een korte gil. Mijn hart bonsde tien keer zo snel. Ik hapte naar adem, greep naar mijn keel. Hij kwam de gang ingelopen, angstig, in paniek. “Wat is er!?” Hij nam me in zijn armen en herhaalde zijn vraag. Mijn tranen tobden, baanden zich uiteindelijk een weg over mijn verstard gezicht, maar mijn mond bleef ongewild dicht, als een kapotte rits. Even bang keerden we terug naar de living. Ik legde me neer in de zetel en hij zat wanhopig aan mijn zijde, mijn ogen zoekend. Ik kon niet meer denken of praten. Ik kon het niet. De kanker vrat mijn woorden op. Het woord “sterven” zou ik nooit over mijn lippen krijgen. Ik zweeg de waarheid liever dood.

Categorieën: Diversen

6 reacties

Mosje · 4 mei 2008 op 19:03

Heftig verhaal. Beetje warrig geschreven, maar ja, dat past wel bij zo’n doodgezwegen bekentenis.

Neuskleuter · 4 mei 2008 op 19:05

Ik heb hier al diverse verhalen over kanker, herkenning en ontkenning voorbij zien komen. Het ene verhaal is wat heftiger, deze van jou is kleiner. Werkelijker, misschien. Niet iedereen is meteen moedig. Toch vind ik het niet zo aangrijpend als andere verhalen hier. Waarom het precies is, weet ik niet. Misschien omdat er geen werkelijke confrontatie lijkt te zijn.

Troy · 6 mei 2008 op 09:27

Ik vond het erg mooi gedaan, de langzame opbouw tot aan de bekentenis. Heel beklemmend. Ik had het niet aan zien komen dat het hier om een ziekte zou gaan. Ongelooflijk trouwens, de diepte die je op je 17e al in je schrijfstijl weet te leggen.

Ik hoop overigens wel dat je in de toekomst (ik heb het nu even over de keuze van je naam) wat positiever in je leven zult staan. Er is geen zwart of wit. Er is tevens een grijs middenveld. De ‘waarheid’ ligt evengoed in het grijs en het wit als in het zwarte. Daarom geloof ik dat het onnodig is om een levensvisie te hebben die enkel op het pessimisme gegrond is.

Misschien is dit overigens slechts de manier hoe je je als schrijfster hier wilt profileren, in dat geval heb ik niets gezegd en ben je bijzonder overtuigend. Pessimisme is echter iets waarmee je jezelf in het grote geheel onnoemelijk beperkt; die levenshouding staat voor mij gelijk aan het jezelf ontnemen van kansen. Ook je teksten zullen dan op een gegeven moment eenzijdig worden. Dat is echter nu nog lang niet het geval, je komt zelfs bijzonder oprecht over. Zolang het geen farce wordt is het goed, zo wel, dan moet je oppassen.

Ik ben wel heel benieuwd hoe je je in de toekomst verder zult profileren annex ontwikkelen als schrijfster. Het talent is er in overvloed heb ik het idee.

arta · 6 mei 2008 op 10:06

Juist doordat je het klein hebt gehouden komt hij hier meer binnen!
Mooi geschreven!
🙂

De_PessiMist · 6 mei 2008 op 17:40

Er is inderdaad geen zwart of wit, de tussenwegen zijn er. Daar heb je gelijk in en dat besef ik ook, maar ik heb het vaak wel moeilijk om die tussenwegen te zien. Dat gaat in het ouder worden volgens mij wel makkelijker gaan (volgend jaar hoge school, nieuwe omgeving, meer gericht naar wat je écht wilt enz.).

Schrijven is voor mij een manier van het uiten van die emoties. Ik schrijf wel weinig positieve dingen, ja, maar daar breng ik nog wel verandering in. Zeker nu met het mooie weer 😀

De_PessiMist · 15 mei 2008 op 17:41

Eventjes n zonnige melding: deze column is verschenen in de Pers (Nederlandse krant, ook online te lezen)

http://www.depers.nl/pdf/

(15 mei 2008)

’t Is wel een ingekorte versie (max. 350 woorden)

Geef een reactie

Avatar plaatshouder