In het algemeen heb ik geen hekel aan mensen. Behalve als ze de natuur met voeten treden. In het bijzonder mijn natuur. Dan moet ik echt optreden. Om mijn natuur te bewaken. Brizzl djeu. Zo ook de afgelopen maand.

Mijn bos en beek waren de afgelopen maand gebombardeerd tot filmlocatie. Ik was de regie in mijn bos volledig kwijt. Niets ergers dan dat, de regie kwijtraken. Ik kwam er ook achter dat de filmwereld het niet zo nauw neemt met de natuur. Ik overwoog om enkele milieuorganisaties te benaderen. Totdat ik erachter kwam dat de regisseur dat zelf ook al had gedaan.

Dat verklaarde ook meteen waarom er merkwaardige figuren rondliepen in mijn bos. Ze voldeden volledig aan het profiel van milieuactivisten. Ze droegen slordige groene kledij, haardracht in rasta of helemaal niet, en waren gezegend met een best wel grote mond. Een mond in staat om vreemdtalige oerklanken te produceren. Luid en in voortdurende herhaling.

Ze vertelden mij dat ze de opdracht hadden gekregen om te acteren zoals zij dat in het gewone leven ook deden. De opdracht kwam van de regisseur. Die hield van method acting. De activisten speelden dus een rol in de film. Zogezegd zo gedaan. Ik vroeg onmiddellijk aan de regisseur of ik dan ook in mijn rol mocht blijven. Dat vond hij geen probleem, zolang ik me maar niet op de filmset begaf. Mijn speelruimte was dus beperkt.

Ik vreesde het ergste. In rap tempo werden vreemde coulissen en decorstukken mijn bos binnengesleept. Waaronder een hele grote brug. Het waren niet de milieuactivisten die protesteerden maar ik. Wat moet zo’n lange lelijke brug in mijn bos? Het paste gewoon niet. De beek die ik altijd had gezien als een wilde rivier leek ineens op een klein waterstraaltje. Ik haalde de regisseur erbij en vroeg hem of hij zag dat de decorstukken en coulissen absoluut niet pasten in dit landschap? Hij was het gelukkig met me eens.

Snel verordonneerde hij vier decorbouwers de beek in het bos verder uit te graven. Ik riep nog “ho ho!”, maar het mocht niet baten. Het zij zo. Ze hadden het klusje in korte tijd geklaard. De brug paste nu veel beter in het plaatje dat de regisseur voor ogen had. De decorbouwers vulden de beek met water. Die leek nu op een heuse rivier. “Mooi, hè?”, klonk het plots naast mij. Het was een ijzige metalen stem, die uit een klein, iel meisje met blond haar klonk. Het meisje, nee het was toch een vrouw, keek me met doordringende ogen aan. Ze verwachtte duidelijk een antwoord.

“Nou … nee, ik kan dit toch echt niet mooi vinden.” “Waarom?”, reageerde ze kort. “Omdat ik meer van bos dan van brug hou!” “Het is toch een mooie brug?” “Nou, dat vind ik niet hoor!” “Oh, goed!” Ze draaide zich stoïcijns om en liep in vlotte pas weg. Ik bleef in verbazing achter. Was dit een vrouw of een robot? Wat een ijskonijn, zowel in handelen als in gesprek. Vreemd, heel vreemd.

“Ah, je hebt kennisgemaakt met Saga, een van mijn hoofdrolspeelsters.” De regisseur stond naast mij. “Ze is goed hoor, ze speelt een van de rechercheurs! Haar collega is ook goed.” Naast de regisseur was een verstrooide man met baard komen staan. Hij trok wat rare bekken, alsof ie voor zijn rol aan het oefenen was. Met geperste lippen trok hij regelmatig zijn mondhoeken strak. Alsof hij wilde zeggen of gebaren ‘ik weet het even niet’. Het leek me een olijk mannetje. Hij oogde sympathieker als het ijskonijn. Hij zei alleen helemaal niets.

“We schieten een crimi!”, sprak de regisseur. “Een milieucrimi, op z’n Zweeds en Deens om precies te zijn.” Nou, ik houd wel van crimi’s, zolang de criminelen zich maar in hun toegang beperken tot de filmset. “We draaien twee weken in dit bos en de rest doen we in de studio. Hopelijk heb je daar geen problemen mee. Ik heb begrepen dat jij de enige bewoner bent in dit bos.” “Dat klopt en ik vind het prima, zolang jullie de natuur maar respecteren en weer terugbrengen in haar originele staat en de dieren met rust laten.” “Mmmmm, dat moet wel lukken. Dan gaan we maar meteen aan de slag.”

Met een schel fluitje trommelde de regisseur alle filmmedewerkers bij elkaar. Decorbouwers, acteurs, cameramannen, lichtvrouwen, geluid-mannetjes, iedereen luisterde naar de regisseur. Hij had alle touwtjes strak in handen en hield iedereen duidelijk bij de les. Ik hoorde hem zeggen dat ze de dieren met rust moesten laten en zich zoveel mogelijk moesten aanpassen aan de natuur. Ik was blij. Deze man had het begrepen. Totdat de regisseur een grote kartonnen doos tevoorschijn toverde waaruit hij allemaal dierenmaskers haalde en uitdeelde aan alle aanwezigen op de set.

De maskers pasten volledig om ieders hoofd. Ik zag ineens vossen, varkens, konijnen en ratten over de filmset lopen. In rokjes en in pakken. Dit was too much. Ik overwoog de filmset bij de bron uit te roeien. Maar de regisseur hield mij tegen. De ‘broen’ op zijn Deens bleek een Zweedse ‘bron’ te ver. Griss mich nicht. A bridge too far. Ik zag bange ogen van hertjes en egeltjes onder het struikgewas vandaan kijken. Ik fantaseerde er kabouteroogjes bij en een jonge dame in een felblauwe jurk. Dit voelde niet goed. Een milieucrimi, hoe crimineel? En het draaien moest nog beginnen. Dat beloofde. En daar stond Saga ineens, midden op de set. Met haar blonde haren wapperend in de wind. In de filmwind. Ze zei niets. Helemaal niets. Vreemd, heel vreemd.

Categorieën: Gein & Ongein

Harrie

Tijdreiziger

6 reacties

troubadour · 28 augustus 2014 op 22:38

Leuke uitroep: ‘Brizzl djeu’. Hollow talk, de intelligentsia kan weer knorren! Vanuit die hoek goed gedaan!

Mien · 29 augustus 2014 op 07:54

Nu ook al milieuridders in je bos Harrie? Het moet niet gekker worden.

evil-ine · 29 augustus 2014 op 12:16

Fijn verhaal, grappig tafereel schets je. Hopelijk is je bos weer rustig.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder