Om exact 14.30, als het bezoekuur begint, stap ik over de drempel van de centrale hal waar Mick al op me staat te wachten.
‘Ha lieverd, hoe is het met je?’ Ik sla mijn armen om zijn grote lijf, druk hem tegen me aan en mijn hoofd rust even op zijn schouder.
‘Ik mis je, zusje.’
Een kolkend gevoel van schuld komt met de vaart van een Thalys bovendrijven. Ik maak me los en kijk in ogen die op de mijne lijken. Ze staan loom van de medicatie. Zijn rechterhand krabbelt een beetje ongemakkelijk achterop zijn knappe hoofd met donkere krullen. We lijken op elkaar. Ik wrijf hem even over zijn bovenarm, geef hem een kus op zijn wang en hij zegt dat ik naar kersen ruik.
‘Koffie?’ Ik pak zijn hand en trek hem mee naar het apparaat.

Eigenlijk is het er niet zoals je misschien zou verwachten, koud en klinisch. De eerste keer dat ik er kwam viel het me al op: met uitzondering van de hal ligt overal huiselijk tapijt. Er zijn koffiehoekjes met gezellige zitjes en er zitten groepjes mensen te praten of ze spelen een spelletje. Een groepje van vier staat te roken, buiten, onder een lounge-achtig afdak met een houtkachel die ’s avonds aan kan. Een jongetje van een jaar of vijf zit op schoot bij zijn moeder die hij eens per week ziet, en samen lezen ze een boekje. Zijn hoofdje rust op haar borst. Zijn vader is nergens te bekennen.
Je ziet meteen wie cliënt is en wie de bezoekers zijn. De blikken in de ogen van de cliënten staan dof en vertonen weinig of geen emotie. Ze praten zacht.

We zoeken een plekje in de tuin, de temperatuur is immers nog prima. De stoelen aan het tafeltje staan tegenover elkaar maar ik schuif mijn stoel naar de andere kant zodat ik naast Mick kan zitten en niet tegenover hem. Vier minuten geleden keek hij me aan. Ik kreeg het er koud van. Roerend in mijn cappuccino voel ik mijn schuldgevoel langzaam wegebben.

Hé Mick! Mick, paardenpik! Wie noemt z’n kind nou Mick!

Het kinderstemmetje van Sascha dendert door mijn hoofd. Elke week, elke dag, elke nacht. Sascha met de blonde paardenstaartjes. Ze had een rood fietsje, toen. We zitten en we zwijgen. Mijn broer en ik.


8 reacties

Robert · 26 oktober 2017 op 10:36

Na 11 uur nog cappuccino? Dat moet verkeerd aflopen. Mooi tempo, Karen! Vermoedens worden aangewakkerd; hopelijk komen ze niet uit …

Mosje · 26 oktober 2017 op 14:28

Een vervolgverhaal blijkbaar? Knap geschreven, zou ook zo maar op zichzelf kunnen staan. Er hoeft niets aan vooraf te gaan en niets op te volgen, dan blijft het goed!

    Karen.2.0 · 26 oktober 2017 op 21:25

    Ik heb’ervoor’ en ‘erna’ geschreven, Sorry!? Maar nu ik ‘m zo terug lees, had dat ook gekund idd?
    Dank je!?

Arta · 26 oktober 2017 op 18:32

Je bouwt dd spanning mooi op, Karen!
Dit belooft wat!

Mien · 26 oktober 2017 op 18:35

Ik sluit me aan bij het commentaar van Rob.

NicoleS · 28 oktober 2017 op 19:22

Mooi weer Karen.?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder