Zijn ogen waren al dagen gericht op de horizon. Hij zat er maar te staren, verhongerd tot op het bot. Die honger zou nooit meer gestild worden. Ze was niet meer. Toen ze een steeds kleinere stip werd, was hij uitgeput in het zand gevallen. Eerst wilde hij zich niet verroeren. Hij wilde gewoon sterven, maar kon het niet. Na een sterrenloze nacht had hij zich rechtgezet en was hij haar achterna gestrompeld. Het eind van de vlakte verschoof, naarmate hij naderde, verder weg. Het was hopeloos. Hij kon enkel nog aan zelfmoord denken, maar hij had noch de middelen, noch de moed en was gedoemd om rond te zwerven. Sinds tien dagen had hij niks meer gegeten. Zijn tong plakte verlangend tegen zijn gehemelte en zijn maag smeekte al grommend, doch die honger was niks in vergelijking met degene naar haar geur. Hij zat al tien dagen op dezelfde plek te staren. Zijn ogen vielen enkele keren dicht, omdat hij zo moe was. Hij bleef wachten tot ze terug zou verschijnen aan de kille vlakte. Deze bestond louter nog uit zand. Soms regende het en lag het er modderig bij. Nochtans kon hij zich niet meer herinneren wanneer het voor het laatst had geregend. De zon stond die dag alleszins aan de lucht stralen te verspreiden. Helaas was hij niet langer in staat om warmte te voelen.

Plotseling zag hij een schim. Zijn mond viel open, waardoor zijn onderlip barstte door de droogte. De schim leek dichterbij te komen. Hij wilde dolgraag opspringen en ernaar toe lopen, maar was versteend van verbazing en warmte en armoede. Even dacht hij dat het gestalte hem wenkte en hij hijgde daarvan uit opwinding, maar bleef even verstard zitten. Toen de schim hem opnieuw wenkte, bracht hij zichzelf al kreupelend overeind. Vol ongeloof bleef hij staan. Het ontbrak hem echter aan kracht en hij viel met een plof alweer in het zand. Vanuit de zandkorrels keek hij op naar wat op een vrouw leek, misschien wel zijn vrouw en hij dacht dat dit enkel in een droom kon gebeuren.

Plots omhulde de wind de horizon in een zandige mist. Het oogcontact met het gestalte was verloren. Hij wilde schreeuwen, maar uit zijn verdroogde keel kwam louter gepiep. Zijn adem stokte. Even leek het alsof hij geen lucht kreeg. Hij kon opnieuw niks meer doen dan kijken. Hysterisch zakte hij in elkaar. De tijd streek voorbij. Zijn ogen waren al dagen op de horizon gericht. Hij zat er maar te staren. De mist trok stilaan op en wat hij toen waarnam, zou zijn dood worden. De schim was niet meer. De horizon was dood. Ook hij wilde gewoon sterven en na de zoveelste sterrenloze nacht had zijn lichaam eindelijk de moed om zijn hart te volgen.

Gebaseerd op: Nine Inch Nails – A warm place

Categorieën: Liefde

5 reacties

pally · 30 augustus 2008 op 20:27

Een aparte column, Pessimist, al kan ik hem niet begrijpen. Ik denk dat het over de dood gaat. Het heeft het een macabere sfeer die me wel pakt.
Met ‘het gestalte’ heb ik wat moeite. Of is dit wellicht Vlaams?

groet van Pally

De_PessiMist · 30 augustus 2008 op 22:43

Het weerspiegelt wanhoop bij een verloren liefde. Het verlangen naar wat was, de leegte (de dood van hoop door intens gemis), het hallucineren = inbeelden (“hij denkt misschien ook nog wel aan mij”, misschien voelt ze nog wel hetzelfde”).
Gestalte wordt in de woordenboek omschreven als “lichamelijke gedaante van mens/dier”. Misschien wordt het in België meer gebruikt 😛

Mup · 31 augustus 2008 op 19:08

De honger naar niet alleen voedsel heb je geloofwaardig en mooi neergezet.
Je trekt me net niet ver genoeg mee in het verhaal om me niet meer bewust te laten zijn van het feit dat je als mens echt niet tien dagen zonder water kan,

Groet Mup.

Shitonya · 31 augustus 2008 op 22:07

Ik kom ook wel wat Vlaams tegen her en der.. Maar waarschijnlijk komt het door haar favoriete schrijver 😉
Beetje langdradig, maar mooi neergezet.

lisa-marie · 1 september 2008 op 09:21

Hetgene waar het op gebaseeerd is ken ik niet maar je hebt het mooi en goed neergezet.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder