Het is zomer. Als Essine en ik na een dagje winkelen in Amsterdam zitten te wachten op het busstation aan de Marnixstraat, is daar Akir.
Akir wil me een hand geven. Ik ben niet gediend van dronken zwervers, en zeg dat ik dat niet doe. ‘Maar kijk eens naar m’n hand, wat zie je?’, zegt hij met een Marokkaans accent. Ik doe alsof ik naar z’n hand kijk, maar hou de straatbewoner tegelijkertijd angstvallig in de gaten. Ik zie niks bijzonders. Maar Akir vindt dat hij schoon en lief is, en dus Jezus is. Ik zie het verband niet helemaal. Het wordt me ook niet duidelijker als hij een beetje agressief lijkt te worden, omdat ik niet recht in zijn ogen wil kijken. ‘Wat zit je nou te lachen?!’, schreeuwt hij. Ja, ik lach. Maar dat komt meer door de zenuwen (heeft mijn laatste uur geslagen?) dan dat ik dit een grappig tafereel vind.
Akir vraagt aan Essine hoe ze heet. Ik ben benieuwd of ze de waarheid gaat vertellen, als ze ‘Sandra’ antwoordt. Ik zeg dat ik Jolanda heet. Dan is daar de ommekeer. Akir noemt ons constant ‘Zandra Zgatje’ en ‘Jolanda Zgatje’, en vertelt dat hij ons best wat te drinken wil geven. Hij is tenslotte goed! Opeens vindt hij het een goede eigenschap dat ik vreemden geen hand geef, omdat je niemand kunt vertrouwen in deze wereld. Er zijn namelijk overal terroristen. Uiteindelijk zegt hij na een half uur ouwehoeren dat hij moet gaan. Over zestien jaar zien we onze Jezus weer, vertelt hij. Akir belooft voor ons te bidden (‘Geloof je het niet? Ik doe het echt hoor! JE GELOOFT ME NIET!’). We zijn tenslotte vrouwen, en dus knap, en dus krijgen we een rijke man.
Nu is het herfst. Het regent, en soms maak ik me zorgen om Akir. Wat nou als hij écht Jezus is? Dan zou ik gewoon getuige zijn van een mirakel! Even een aangedikt verhaaltje over schrijven, en ik zou het helemaal maken als journalist. Zou Akir stiekem een nette man zijn, die zich overdag in het centrum van onze hoofdstad laat gaan, maar ’s avonds in z’n villa op de bank zit met vrouw en kinderen? Of is hij gewoon de alcoholistische dakloze die hij lijkt, en ligt hij nu in z’n doorweekte kartonnetje onder een Amsterdamse brug? Over zestien jaar zal ik het hem vragen.

Categorieën: Algemeen

8 reacties

Anne · 10 november 2007 op 16:13

Misschien is het begrijpelijk dat er cynisch geschreven stukjes ontstaan in Amsterdam, met de dingen die je daar mee kunt maken. Ik heb zelf ook in die stad gewoond, (vlakbij de Marnixstraat overigens,) ben in heel wat vergelijkbare situaties terecht gekomen, maar dat heeft bij mij nooit tot cynisme geleid. Ieder zijn meug, ik weet het wel. Toch blijf ik het herhalen, omdat ik er rotsvast in geloof: met matig vormgegeven cynisme komt niemand verder. Wil je cynisme als stijlmiddel gebruiken zul je heel strak moeten kunnen schrijven, alleen dan heeft het een eventueel gunstige invloed op het loswrikken van dingen die scheef zitten. En anders werkt het alleen maar verslechterend, vooroordelen versterkend, negatieve energie ophopend, enzovoort.
Wellicht zullen veel mensen het niet met me eens zijn, maar ik wil dit toch graag geschreven hebben. Groet van Anne.

Mup · 10 november 2007 op 17:13

Ik snap je angstig was, snap ook Anne’s reactie,zie zelf het cynisme wat minder, doordat je er later op terugkwam dat je nog eens aan hem denkt,

Groet Mup.

Silence · 10 november 2007 op 17:45

Ik vind je stuk goed geschreven Myrna, snap je situatie heel goed, heb er in Amsterdam ook vaak “last” van en hier in Moskou helemaal, het probleem is helaas dat het samenspel van Russische taal en alcohol nog wat communicatieproblemen oplevert 😉

Desalniettemin, vergeet niet dat ondanks het af en toe vervelend kan zijn, er ook mensen tussen zitten die soms wel iets interessants te vertellen hebben 🙂

arta · 10 november 2007 op 18:40

Ondanks het boeiende onderwerp, kwam ik niet in de column.
Misschien door het cynisme, wat niet écht cynisme is, komt het wat ‘vlak’ op me over.
🙂

dashuri · 10 november 2007 op 19:17

Deze man wordt mooi (en een beetje typisch) geschetst. Jouw column boeit me wel, maar ik snap alleen het einde niet zo goed (hoewel ik denk dat het een soort doordenkslot is). 🙂

Liefs,
dashoeri

Dees · 11 november 2007 op 14:06

Grappig, de verdeelde reacties. Ik lees helemaal geen cynisme en trouwens ook geen vlakheid. Meer een mix tussen observatie, angst, een snufje humor, zonder hard te worden en wat menselijkheid.

Ik vind het daardoor juist een mooi stukje 🙂

pally · 11 november 2007 op 14:20

Behalve de tussen haakjeszinnen waar ik niet van hou, vind ik dit geen slechte column. Vooral het onbegrip en de angst laat je zien. Alleen je laatste alinea vind ik echt een verzwakking van het geheel. Hij begint nog veelbelovend , maar daarna het cynisme en de cliché’s, jammer!

groet van Pally

vanlidt · 12 november 2007 op 21:55

Zit een mooie twist in dit verhaal; helemaal goed.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder