Wij reizen samen

‘Zou ik hier kunnen zitten?’ Vrijdagmiddag in trein richting het zuiden moet ik blij zijn een lege zitplaats aan te treffen. Er zat in ieder geval nog niemand, alleen een jas met een sjaal op schoot. De jongen op dezelfde bank keek mij verbaasd aan, waarschijnlijk omdat hij muziek luisterde en mij niet hoorde. ‘Zou ik hier kunnen zitten?’ vraag ik nogmaals. Het was de jongen tegenover me die antwoordde.
‘Hij is bezet.’

Ik kom moeilijk klaar

De druppels vallen bijna van mijn gezicht. De lange lokken van mijn kuif plakken aan mijn voorhoofd en houden het meest zweet nog vast. Toch werkt het vocht zich langzaam naar beneden. Het kietelt een beetje aan het puntje van mijn neus als de druppel heen en weer bungelt om na een diepe val op haar wang uiteen te spatten. Ze schrikt er even van. Alsof ze een heel kort orgasmetje had. Eén schok en dan weer ontspannen. Klaarblijkelijk doe ik ditmaal, geobsedeerd door het gewenste abrupte einde, de meeste moeite. Stug doorgaan.

Zij

Ze staan er altijd, op de plek waar je ze niet verwacht. Om de hoek van de zonnestudio na het rustige kruispunt. Achter beide gesloten spoorbomen op de stoep, met de fel blauw en oranje gekleurde auto twee honderd meter verderop bij de bushalte. In de donkere straat voor je, omdat je je fietsverlichting niet (ontstoken) hebt en je verblind bent door de koplampen van eenzelfde gekleurde wagen. “Wilt u even afstappen.” Als ze mij beschermen zijn ze onzichtbaar, willen ze mij beboeten staan ze voor me. Ze zijn machtslustelingen, maar zij doen hun werk goed. Ik kan ze niet uitschelden, en juist daarom zou ik ze graag uitschelden. Wie zijn ze?

Energiewacht

Telkens verbaas ik mij erover dat er energie bestaat voor een sprong uit mijn bed. Opgeschrikt uit mijn slaap staar ik inventariserend mijn omgeving aan. Dit is niet de fitnessruimte en ik ben niet meer naakt aan het sporten. Alleen mijn verbazing is hetzelfde als in mijn dromen. Waarom ben ik wakker? Hoe laat is het? Dan hoor ik de deurbel.
Waar is mijn broek?