Ze staan er altijd, op de plek waar je ze niet verwacht. Om de hoek van de zonnestudio na het rustige kruispunt. Achter beide gesloten spoorbomen op de stoep, met de fel blauw en oranje gekleurde auto twee honderd meter verderop bij de bushalte. In de donkere straat voor je, omdat je je fietsverlichting niet (ontstoken) hebt en je verblind bent door de koplampen van eenzelfde gekleurde wagen. “Wilt u even afstappen.” Als ze mij beschermen zijn ze onzichtbaar, willen ze mij beboeten staan ze voor me. Ze zijn machtslustelingen, maar zij doen hun werk goed. Ik kan ze niet uitschelden, en juist daarom zou ik ze graag uitschelden. Wie zijn ze? Uiteraard heb ik er de pest in dat ik een boete heb gekregen. Maar ik kan mijn frustratie niet kwijt. Ik kan niet net als de z-siders elke agent uitmaken voor rotte vis. Zoals ze dit ook doen bij scheidrechters en Ajacieden. De Vindicaters ten opzichte van de knorren en zij die geen lid zijn van het corps tegenover de pochhanzen. Het besef dat elke agent een andere persoon is en zijn functie anders uitvoert, belemmert mij. Het gevoel van onrecht dat mij bekruipt als groeperingen worden gegeneraliseerd, speelt mij parten. Ik heb al de grootste moeite persoonlijkheid van zakelijkheid te scheiden. Het zijn immers allemaal mensen. In theoretische termen zijn ‘ze’ hen die een gemeenschappelijke eigenschap hebben die ikzelf niet bezit. Gevoelsmatig zit er echter meer achter.

De mens, zijn functie of de gemeenschappelijke noemer die hem verenigd met de ander, wie moet ik aanspreken? Juristen hebben hier een oplossing voor gevonden, namelijk de rechtspersoon. Het handelen van een groep mensen die zich georganiseerd hebben in een onderneming, wordt binnen de regelgeving gezien als een eenheid. Volgens de jurist is de rechtspersoon aansprakelijk. In de sociologie noemt men een dergelijk eenheid een actor. Maar in tegenstelling dit de rechtspersoon, kan een actor weldegelijk een persoon zijn. Al lopen zaken en personen in beide gevallen door elkaar, in beide gevallen hebben ze gemeenschappelijk dat ze spreken over een eenheid. En dat is juist het gevoelsmatige waar ik moeite mee heb.
Wij, ergo eenheid. Meervoud doch enkelvoudig, maar alles behalve eenvoudig. Ben ik de mens, ben ik de functie of ben ik verworden tot de gemeenschappelijke noemer?

[i]Ben ik Co?[/i] – Haar huisje is mooi. Mooier dan mijn eigen huis. Netter ook en schoner. Het lijkt misschien wat kleiner, omdat ze een balkon heeft in plaats van een tuintje. En sinds ik er het gros van de muren geschilderd heb, het laminaat heb geklikt en de bed-delen in elkaar geschoven heb om de intrede in haar nieuwe appartement mogelijk te maken, voelt het al een beetje als mijn huisje.
[i]Ben ik haar vriend?[/i] – Misschien komt het omdat ze mij bij het besluit voor elk meubelstuk betrokken heeft. Ze zou niet goed zijn in het maken van beslissingen. Mijn ondersteunende rol zou dan ook bestaan uit het aanvullen van haar twijfel met daadkracht. Dat was de theorie. Uiteindelijk werd elk voorstel dat ik deed links geplaatst en werd de muur toch de iets blauwere en de bank de iets hoekige. Waarschijnlijk verwarde ik de definitie van een rol in de opera Villa ArenA met mijn mannelijke taak problemen op te lossen. Mijn aanwezigheid moest verbloemen dat ze hardop aan het denken was. Alsof er welafgewogen overleg gepleegd werd tussen eega’s.
[i]Ben ik de relatie?[/i] – Ik help haar graag. Ook al heeft het tot gevolg dat ik mij ontheemd voel als ik na drie weken weer in het noorden aangekomen ben. Zolang ik bij haar ben is het goed, maar als haar moeder freudiaanse prognoses begint uit te spreken, begint het heimwee in te treden. “Als het straks klaar is”, zei ze in verwachting van geluk dat alleen door een moeder voor haar dochter gevoeld kan worden, “kom ik het eerste kopje thee bij jullie drinken.”
Bij jullie.

Heimwee niet naar Groningen, maar naar eenzaamheid. Daar waar niemand anders is. Niemand die belangen heeft. Of deze veranderd door mijn aanwezigheid. Nergens waar ik onderdeel van ben en niemand die onderdeel van mij uitmaakt.

Maar nooit langer dan twee nachten. Daarna spring ik op mijn fiets en demarreer naar de trein. Zo snel mogelijk wil ik mij weer bij haar voegen. Om vlakbij het station staande te worden gehouden. “Wilt u even afstappen.” Ze vinden namelijk ook dat het niet is toegestaan op de stoep te fietsen.

‘Ze’, het is zowel enkelvoud als meervoud. Maar wezenlijk zijn het twee verschillende dingen. Het verward me dusdanig dat ik mij beangstig samen te zijn met mijn vriendin. Als ik het ze al niet uit kan staan, hoe kijken ze dan tegen ons aan? Het is een angst hoor hen, waarvan ik niet eens weet wie ze zijn. Maar daarom is het goed om te onthouden dat een actor niet meer is dan slechts een samenvoeging van mensen. Individuen die samen werken of simpelweg samen zijn. In die termen is angst niet nodig, zolang ik mijzelf blijf en ik haar haarzelf laat zijn.

Ik zou haar namelijk nooit willen verliezen in de groep die wij zijn. Anders zou zij niet meer die grappige meid zijn die per ongeluk leuke grappen maakt. Dan wordt ze een wat-doet-ze-met-zo’n-kalende-vent meisje, in plaats van de mooie vrouw die zij is. Het verlangen naar haar zachte lichaam wil ik nooit verliezen in een burgerlijke staat. Want zij is de tofste van ons twee.

[i]Cor Jan van Zwol[/i]


7 reacties

Mup · 10 juni 2009 op 11:38

Van balen van een bekeuring naar [quote]Want zij is de tofste van ons twee.[/quote] en nog mooi gedaan ook,
[quote]Als ik het ze al niet uit kan staan, hoe kijken ze dan tegen ons aan?[/quote] hier had je misschien ze ook even tussen aanhalingstekens kunnen plaatsen,

Groet Mup

arta · 10 juni 2009 op 11:51

[quote]Ik zou haar namelijk nooit willen verliezen in de groep die wij zijn. Anders zou zij niet meer die grappige meid zijn die per ongeluk leuke grappen maakt. Dan wordt ze een wat-doet-ze-met-zo’n-kalende-vent meisje, in plaats van de mooie vrouw die zij is. Het verlangen naar haar zachte lichaam wil ik nooit verliezen in een burgerlijke staat. Want zij is de tofste van ons twee.[/quote]
Dit vind ik écht een geweldige, ook kwetsbaar geschreven, quote.
Mooi stuk!

SIMBA · 10 juni 2009 op 12:18

Mooi stukje.

lisa-marie · 10 juni 2009 op 13:47

Arta had hem al gequote, het is echt een geweldige en kwetsbaar geschreven alinea.
Ik heb het met heel veel plezier gelezen!

Mien · 10 juni 2009 op 13:58

Een beetje wollig geschreven.
Het komt op mij over alsof je de column nog aan het schrijven bent.
Zoekend naar de juiste woorden.
Jammer, want het idee achter de column is goed.
Misschien iets te snel ingezonden.

Mien (altijd ongeduldig)

LouisP · 10 juni 2009 op 16:11

CJVZ.

vind het een prachtig stuk.
En, inderdaad, die laatste zin is verschrikkelijk mooi!

groet,

L.

Prlwytskovsky · 10 juni 2009 op 18:22

Lekker leesvoer CJ.

En inderdaad: die knakkers houden je aan als jij hoog nodig naar het toilet moet maar als er 16 auto’s worden bekrast is er niet eentje te bekennen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder