Er is niets mooier dan op een mooie lentedag heel vroeg in het bos wakker worden. Zodra de vogeltjes zich dan melden en uit volle borst hun lied aanheffen, ben ik de gelukkigste man van de wereld. Je moet soms wel even wachten voordat ze zich laten zien. Maar dat maakt helemaal niet uit. Ik ben het wachten wel gewend.

Als boswachter wacht ik wel vaker. Wachten is een van de vaardigheden die meteen ontwikkeld wordt zodra je de opleiding tot boswachter gaat volgen. En tevens de belangrijkste. Het is niet voor iedereen weggelegd, boswachten. Gelukkig wordt er tijdens de opleiding veel aandacht aan besteed. Er zit ook een goede opbouw in. Je kunt een beginnend boswachter niet meteen voor het blok zetten. Voordat je op een eikenbos kunt wachten is het noodzakelijk dat je eerst wat oefent met wat lichtere bossoorten.

Het gemengd boswachten vind ik nog altijd de moeilijkste discipline. Je moet voortdurend op je hoede zijn dat de bomen gehoorzamen en blijven staan, daar waar ze bedoeld zijn. Bomen hebben toch altijd de neiging om elkaar op te zoeken. Zeker oudere bomen. Ze zijn nog van de oude stempel. Een beetje ons kent ons. Zeker beuken hebben de neiging om vlak bij elkaar te wortelen. Om over de berken maar niet te spreken. Met hun iele stammetjes staan ze het liefst dicht bij elkaar. Die hebben helemaal geen behoefte aan mengen. Raar eigenlijk. Als berk zou ik best in de buurt van een stoere olm willen staan, of bij een dikke wilg. Lekker warm en uit de wind.

Tijdens mijn praktijkexamen heb ik mezelf goed uitgedaagd. Ik heb gekozen voor de moeilijkste categorie. Ik heb op een dennenbos gewacht. Vier weken lang heb ik er over gedaan. Ik werd echter wel beloond voor mijn lange dennenboswacht. Cum laude studeerde ik af. Het dennenbos bleef keurig in de wacht staan. De opperden opperde nog dat ik voortaan maar altijd op dennenbossen moest wachten. Hij had nog nooit zo’n geduldige boswachter meegemaakt. Ik was blij met dit grote compliment. Het staat goed op mijn CV. Cum laude dennenboswachter.

De vogeltjes zijn inmiddels gevlogen zie ik. Het waren er deze ochtend niet zo veel. Eigenlijk ook maar goed. Bomen kunnen er behoorlijk zenuwachtig van worden. Zeker in de lente. Al dat druk gefladder en dat op en neer gehup tussen de takken. Sommige bomen kunnen er absoluut niet tegen. Die schieten voortdurend in de lach van al het gekietel van die krasse pootjes van het gevogelte. Dan moet je je als boswachter hoeden. Doordat de bomen dubbelvouwen en met hun takken wild in de rondte zwaaien van de lach, verliezen ze oud hout. Je kunt dan nog het beste beschutting zoeken in een holle boom. Dan heb je het minste kans dat je geraakt wordt. Maar ja, vindt die maar eens in een dennenbos? Een holle den, dat gaat echt niet lukken.

Categorieën: Gein & Ongein

Harrie

Tijdreiziger

2 reacties

troubadour · 29 april 2014 op 14:51

Het is me niet te doen om je te dwarsbomen of een boom op te zetten, noch om aan te tonen dat ik best kan bomen over bomen, maar ‘krasse pootjes’ kan dat wel? Ik vraag me nooit af hoe oud een vogel is die door de tuin vliegt? ‘De oude duivin was eenzaam, men wijdde het aan haar gebrekkige roekoeën. Haar krasse pootjes konden weliswaar de doffer nog dragen maar je hoorde haar niet klagen, nu haar stem de lokroep der liefde niet meer kon dragen. Of betreft het een dichterlijke, lexicale vrijheid waarin de krasse pootjes moeten worden gezien als “in staat zijnde te krassen”, groeven te maken?
Waarom zouden we niet eens een detail bespreken, nu het evident is dat een boswachter moet kunnen wachten?

Nachtzuster · 30 april 2014 op 18:08

Hij leest lekker weg. Leuk gedaan!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder