Terwijl de ambtenaar mij bleef aanstaren, begon hij het Baboesjka beeldje los te schroeven. Juist op het moment dat hij het wilde openmaken, vloog de deur van het kamertje open. Een agent met een donkere bril op zijn neus kwam binnengestormd. “Stanislav, bij de baas komen, en snel!“ snauwde hij. Stanislav maakte als de wiedeweerga dat hij het kamertje uitkwam, en vervolgens zette de man zijn bril af. Toen herkende ik hem pas. Het was Joseph. “PPPFFFFTT,” blies ik het uit. “Sorry Thomas, ik werd opgehouden door mijn baas,” gaf Joseph aan. “Shit man, net op tijd, ik begon me écht zorgen te maken. Dat hadden we niet afgesproken. Ik had jou verwacht, en dan begint die Stanislav ineens tegen mij te snauwen,” spuide ik mijn gal tegenover Joseph. “Sorry,” herhaalde Joseph en hij haalde zijn schouders op. Vervolgens begon hij mij te helpen met het inpakken van mijn koffer. Even later bracht Joseph me terug naar de balie, en loodste mij verder zonder probleem door het douanegedeelte. Een uurtje later zat ik in het vliegtuig, veilig op weg naar Amsterdam.

Thuis gekomen haalde ik Dücka Brasçi’s manuscript, dat ik in rolletjes in de voering van mijn oude versleten legerjas had verstopt, tevoorschijn. Nadat ik de stukken had gecontroleerd en op volgorde gezet, ging ik op zoek naar de relaties van Dücka, wier naam en adres hij mij had meegegeven. Het bleek een stel te zijn dat direct na de Praagse lente in 1968 naar Nederland was gevlucht. Ik werd er met open armen ontvangen. Ze namen het pakketje in ontvangst en beloofden mij op de hoogte houden van alle verdere ontwikkelingen.

Maar ik hoorde niets meer. Maanden later, toen ik nog eens op zoek ging naar het stel, bleken de twee met de noorderzon te zijn vertrokken. Niemand kon mij vertellen waar zij waren gebleven. Enkele jaren gingen zo voorbij, en ik was het hele Dücka Brasçi verhaal, zoals zoveel andere verhalen, al helemaal vergeten.

Tot op een middag in 1990. Het IJzeren gordijn was inmiddels opgedoekt, en de Golfoorlog zat in de pen, toen bij mij de deurbel ging. Ik was juist bezig met de afwas. Met de handdoek nog in mijn ene hand deed ik open, en er stond een vrouw op de stoep. Ze keek naar de handdoek, vervolgens naar mij, en stak haar hand uit. “Hallo Thomas, mijn naam is Tereza. Ken je mij nog”? Natuurlijk kende ik haar nog. Voor mij stond het meisje uit het Karpaatse dorpscafé, dat Joseph en mij de weg had gewezen naar de schuilplaats van Dücka Brasçi, de Slowaakse dissidente schrijver. “Mag ik binnenkomen?” vroeg ze. Ik liet haar verder komen en stelde voor om te gaan zitten. Even later vertelde ze mij, hoe het na mijn visite aan Bratislava verder was verlopen met Dücka en de rest. Ze beschreef hoe ze de schrijver al die tijd had geholpen, met onderduiken en zo, speciaal op verzoek van Dominika, haar vriendin. Enkele weken na mijn bezoek aan de schuilplaats van de schrijver, toen hij zijn manuscript aan mij had toevertrouwd waren zij; Dücka en Teraza, opgepakt door de Slowaakse geheime dienst. Verraden door het stel uit Nederland, dat wist ze pertinent zeker. Samen met Dücka werd ze ondervraagd, en voor de ogen van de schrijver werd hetzelfde boekwerk, waaraan hij zolang had gewerkt, aan flarden gescheurd. Het boekwerk dat hij mij, Thomas, eerder had meegegeven. Tereza werd gevangengezet, en Dücka verdween helemaal uit beeld. Inderdaad, nooit, maar dan ook nooit had ze nog iets van hem vernomen. Na de Fluwelen Revolutie in 1989 kwam Tereza op vrije voeten, en eindelijk was ze in staat om het land te verlaten. Na lang zoeken had ze mijn adres gevonden, en daar zat ze dan, bij mij op de bank. Het was een enerverend verhaal, dat ze mij verteld had. En nu, nu vroeg ze aan mij: “Thomas, zou jij alsjeblieft, alsjeblieft het verhaal over Dücka Brasçi aan de buitenwereld willen vertellen?”


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

6 reacties

Mien · 3 augustus 2016 op 13:19

Dücka gevierendeeld. Wat een verhaal. Rond geschreven gelijk de vier seizoenen. En het gaat maar door. Knap geschreven. Graag gelezen.

NicoleS · 3 augustus 2016 op 13:40

Mooi geschreven hoor?

van Gellekom · 3 augustus 2016 op 13:53

Heel mooi. Graag gelezen

Snarf · 3 augustus 2016 op 14:15

Prima verwoord, maar lees toch liever je Splinter ‘De uitnodiging’. Ach, smaken verschillen en dat is maar goed ook.

Arta · 3 augustus 2016 op 23:10

Boeiend verhaal.

Thomas Splinter · 6 augustus 2016 op 20:45

Hartelijk dank voor jullie lovende reacties. @ Snarf, de stukjes die ik plaats zijn allen van jaren her. Het ene verhaal is wat korter, het andere wat langer. De langere verhalen hak ik graag in stukjes, daar het mijn eigen ervaring is dat ik bij ellenlange teksten zelf voortijdig afhaak. Maar… het ordnertje, en bucketlistje zijn bijna leeg.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder