Op het moment dat de deurbel ging had ik natuurlijk gewoon niet open moeten doen. De dag was al heftig genoeg geweest en het huis was een oorlogszone. Maar ja, er zijn van die conditioneringen die lastig zijn af te leren en eentje is het openen van een deur als er wordt aangebeld. Het was mijn huisbaas, die graag even binnen wilde kijken. Ik had natuurlijk ook gewoon nee kunnen zeggen, maar dan komt die lastige behoefte om niet al te onaardig gevonden willen worden weer naar boven. Ik liet hem binnen. Misprijzend keek hij om zich heen. Zijn mooie huis en mijn slonzigheid. Wel begon hij te flirten, “wat zie je er lief uit”, zei hij, om me vervolgens snel het verhaal over zijn scheiding in mijn maag te splitsen. De vraag of ik ook niet eenzaam was, nu ik weer alleen woonde. Middenin mijn compenserend lyrische beschrijving over het vrijgezelle, rekenschaploze slonzenschap, wees hij naar mijn arm. Het bloed begon in samenspraak met de betadine alweer door het verband heen te komen en ik had er ook echt last van.

“Wat heb je daar nou?”, vroeg hij zorgzaam.

Dat was natuurlijk een heel verhaal.

Kijk, ik vond het nog niet zo zorgwekkend toen Kris, mijn dikke kater van toch alweer een jaartje of elf, zich voor de eerste keer liet verjagen door een grote meeuw. Als een meeuw mij zou aanvallen zou ik ook miauwend wegrennen en nee, ik zou ook niet terugbijten, of mijn nagels uitslaan. Die snavels zijn van te hard staal om te onderschatten. Ook het steeds meer binnenblijfgedrag van Kris vond ik niet zo bezwaarlijk; het was winter en koud en ach, dikke katers horen ook gewoon veel op banken te slapen…

Het begon pas zorgelijk te worden op het moment dat hij op de eerste redelijke lentedag buiten piepend op de vlucht ging voor een pimpelmeesje dat net had leren vliegen. Hij scheurde naar binnen en.. kromp ineen. Een dikke bromvlieg zat hem vanaf de rand van een stoel gemeen aan te kijken. Kris kon zich niet meer bewegen tot ik het beest met al zijn sappen over de rand van de stoel had uitgesmeerd. En zelfs toen nog bleef hij een uurtje natrillen.

Ik heb Kris toch maar naar de dierenpsycholoog gebracht. Tenminste, ik dacht vooraf dat het een psychologe was, maar ze bleek uiteindelijk enkel gecertificeerd in dierenhypnose. Vanachter een scherm met Chinees motief, of misschien toch Japans, maar ik denk Chinees, keek ik toe hoe ze Kris moed inpraatte.
“Je bent een echte vent”
“Vogels gaan voor jouw scherpe tanden op de loop”
“Jij wilt bloed zien”

Op het moment dat Kris bij het horen van het woordje drie weer wakker werd, meende ik al iets roods te zien flikkeren in zijn ogen van smaragdgroen. Maar dat deed ik, licht ongemakkelijk, toch maar af als het weerschijnsel van het hoerenhuis van tegenover de dierenhypnosepraktijk.

Diezelfde middag nog droeg hij de dikste kraai voor me naar binnen en geheel volgens de instructies van de hypnoteuse, zoals ik haar voor het gemak maar was gaan noemen, prees ik hem de hemel in en stopte het dier eerst maar in een tas, terwijl ik me afvroeg in hoeveel stukjes de kraai zou moeten om door het toilet gespoeld te kunnen worden. Spinnend kwam Kris daarna bij me op schoot zitten en bij elk vibrerend geluid, spetterde er een restantje kraai van vlees of bloed op mijn nieuwe trui. Ik had het kunnen zien aankomen toen, zou je denken. En eigenlijk is dat ook wel zo…

Uiteindelijk had ik toch nog geluk. Meestal ligt hij in mijn nek en het hád ook mijn halsslagader kunnen zijn. Nu was het mijn arm waar hij zijn dorst naar bloed op leste.

Een tetanusprik en een verbandje rijker, besloot ik terug te gaan naar de hypnoteuse, om verhaal te halen. Hoewel er licht brandde in haar huiskamer, werd er niet opengedaan. En ik, toch al chagrijnig van een nijpend en chronisch gebrek aan nicotine en een teveel aan tetanusantilichaampjes, begon op haar raam te bonken. De hoer van tegenover schoof haar raam open en gilde me toe:
“Kan een mens niet eens meer rustig werken hier?”

Terwijl ik haar en hem van de groenteboer mijn excuses aanbood – wat ik overigens beter niet had kunnen doen, want hij van de groenteboer wilde eigenlijk liever ongezien blijven en wist óók dat ik vond dat zijn vrouw betere courgettes uit de bakken plukte dan hij – begon de hoer me uit te leggen dat de hypnoteuse voorlopig niet meer terug zou komen.
“Ze is er vandoor met de burgemeester!”, zei de hoer. En voegde daar verlekkerd aan toe: “de slet”.

Even was ik de pijn en mijn woede vergeten. De hypnoteuse met de burgemeester? Ik had al wel gehoord dat de man van de burgemeester, als enige messenslijper van het dorp, de laatste tijd niet zo heel goed werk meer leverde. Ze werden steeds botter, zijn messen, soms zelfs botter dan voor hij er zijn slijptol op had losgelaten. Er werd flink gespeculeerd over huwelijksproblemen, maar de burgemeester leek daar toch altijd veel te degelijk voor. Ook leek ze eigenlijk veel te keurig voor een overspelige lesbische relatie.

Dat idee wende echter al snel in het geweld van de verhalen van de dagen die daarop volgden…

Categorieën: Diversen

10 reacties

SIMBA · 7 april 2008 op 18:04

Lekker kort-en-bondige titel 😀
Ik zou zeggen…laat de volgende delen maar tot mij komen!

arta · 7 april 2008 op 18:29

Gaaf!
Lekker absurd (alhoewel…:-D), lekker leesbaar!
Knap geschreven!
🙂

Fem · 7 april 2008 op 19:21

…misschien moet ik mijn katten vanavond maar een extra portie geven…

Mosje · 7 april 2008 op 19:49

Jij moet voorlopig maar niet verhuizen uit dat gat waar je woont. Er gebeuren erg veel leuke dingen.
Hoera, een soap op CX!

Li · 7 april 2008 op 22:00

[quote]Terwijl ik haar en hem van de groenteboer mijn excuses aanbood – wat ik overigens beter niet had kunnen doen, want hij van de groenteboer wilde eigenlijk liever ongezien blijven en wist óók dat ik vond dat zijn vrouw betere courgettes uit de bakken plukte dan hij [/quote]

Wat een heerlijke zijsprong :hammer:
Ben benieuwd waar dit allemaal toe leidt.

Li

Neuskleuter · 7 april 2008 op 23:49

[quote]terwijl ik me afvroeg in hoeveel stukjes de kraai zou moeten om door het toilet gespoeld te kunnen worden. [/quote]
Nou, ik gooide die beesten toch gewoon in de groenbak. Alleen maakte ik me wel zorgen toen die kat van ons zich ontwikkelde. Het begon met babymuisjes. Maar na een jaar had ze al een GANS in haar gang des doods gejaagd. Maar die bleef dan wel weer leven.

Ik heb weer smakelijk gelachen. Ik wil meer! 😀

Troy · 8 april 2008 op 10:39

Heerlijk, al die zijwegen. Het voelt aan alsof je bent gaan schrijven en je gewoon hebt laten leiden door associates en ingevingen zonder te weten waar je uiteindelijk uitkomt. Dat maakt het ook voor de lezer spannend en verrassend. Nu vraag ik me meteen af of ik dit nog kan: schrijven zonder vooropgezet plan…

Ik kan er helemaal naast zitten, maar hoe dan ook, het is een erg geslaagd schrijfsel en ik ben benieuwd naar wat volgt.

Dees · 9 april 2008 op 07:48

Thx…

@Troy, klopt helemaal en het is echt superleuk om te doen (aanrader) en binnen een half uur klaar (efficient). Maar ook problematisch, want waar deel 2 over gaat, ik heb geen idee… 🙂

pally · 9 april 2008 op 10:47

Het is leuk , Dees, al heeft het kop nog staart, wat precies de bedoeling is van dit soort schrijven.
Het moeilijke lijkt me bij eventuele vervolgen om het geen foefje te laten worden, want dan werkt het niet meer. Toch hou ik meer van je iets bondigere columns met van die geweldige dialogen erin. Maar ik vind het heel goed dat je je blijft vernieuwen en experimenten uitvoert.

groet van pally

Anne · 9 april 2008 op 22:38

Inderdaad merkbaar anders geschreven dan je andere stukken, maar dat is juist leuk, wat geenszins een kritiek is mind you. Het heeft heel veel te maken met lef en vertrouwen en een soort luikje openzetten, dan komt er vanzelf een vervolg uittuimelen. Het zit er vast al, je weet het alleen nog niet. Het leuke is dat zo schrijven je een direct lijntje geeft naar je bron, of je onderbewuste, of de kern van je fantasie. Tekenen doet dat met mij. Leuk hoor.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder