Ik heb de fitness weer opgepakt. Hoorde bij de deal van de verslavingszorg. Begeleide onthouding op eigen benen, zo zou je ambulante detox misschien wel kunnen omschrijven. Al zal ook dat de leek niks zeggen. Ik en m´n lotgenoten zijn trouwens ook allemaal leek, autodidact. Niemand volgde de hoge school voor verslaafde. Amateurs zijn we, amateurs in de ware betekenis van het woord: liefhebbers. Je schijnt er aanleg voor te moeten hebben. Zonder talent kom je niet ver. Vorig jaar ging ik al een tijd naar de fitness,. Ik herken me niet meer zo in dat tobbende sportertje van vorig jaar. Ik heb er nu toch minder moeite mee. Al moet ik gewoon toegeven dat ik er geen aanleg voor heb: voor fitness. Ik zal altijd een amateur blijven. De amateur die er geen brood in ziet, want ook een liefhebber zal ik wel nooit worden.

Maar vorig jaar liep de fitness helemaal voor geen meter. Ik heb er na maanden de brui aangegeven. Een terugval kun je het niet noemen, want sporten was nooit doel op zich. Allemaal voor de betere conditie die de kans op een baan zou moeten vergroten. Bewegen is goed. Ik hoor het de werkcoach en de begeleider bij de UWV nog zeggen. Om over de aanmoedigingen om door te gaan van de huisarts maar te zwijgen. En ik, ik strompelde wat heen en weer tussen de weerzin tegen het pijnlijk gestuntel en de hoop dat de aanhouder wint.

Ik waggel een beetje over straat door de spierpijn in m ’n bovenbenen en de zeurderige steken in m’n onderrug. Het zijn iets meer dan vierhonderd passen naar de fitness, maar ik heb ze nog nooit zonder klachten kunnen zetten. Het is er dankzij de airco gelukkig niet zo warm als buiten.

Als ik me buk om het zadel van de hometrainer op de juiste hoogte te zetten, speelt m’n rug weer eens op. Ik hijs me op het apparaat, stel de fittest in en begin aan de eerste vijf minuten fietsen.
Ik zal nog steeds wel zwak scoren. Daar heeft vijf maanden afzien niet veel aan veranderd.

M’n hartslag is onder de honderd. Dat valt me mee. Als ik dat een tijd volhoud, valt de test misschien wat hoger uit. Toe maar, m’n zuurstofopname is 30,1 VO2max. Dat is nog steeds zwak, maar ik haalde nog nooit boven de 30.

Ik zet de weerstand bij het trappen op niveau 9 en begin aan het half uurtje dat ik dagelijks probeer te fietsen. Het wil niet echt. M’n bovenbenen en rug sputteren na een paar minuten al tegen. De moed zakt me zoals gewoonlijk in de schoenen.

Ik heb nog zo’n 26 minuten te gaan. Het zweet breekt me uit. Al fietsend veeg ik het met m’n zakdoek weg.
Ik probeer niet aan de pijn te denken. Als ik nu eens een verhaal bedenk om m’n zinnen te verzetten. Maar gedachten gaan veel sneller dan fietsen. Binnen een minuut heb ik wel wat verzonnen, wat overigens niet beklijft.

Het is allemaal voor niets. Gisteren hebben ze m’n vetgehalte en spiermassa weer eens gemeten. Ik heb volgens het apparaat iets meer vet en minder spieren dan tien weken geleden bij de eerste meting. Een goede maand geleden stond ik er een stuk beter voor. Sindsdien is het met sprongen achteruit gegaan. Ik heb er vijf procent vet bijgekregen en ben zeven kilo spieren kwijtgeraakt.

De pijn in m’n benen en rug wordt erger. Ik ben bijna dertien minuten onderweg. Ik kijk naar het schermpje met allerlei gegevens over m´n inspanningen op het stuur van de hometrainer. Wat zal ik eerst halen de honderd calorie of de dertien minuten? Door afwisselend naar de afstand, de tijd en het calorieverbruik te kijken, en in te schatten wat ik het eerst haal oftewel weer een kilometer of tien calorie of een minuut probeer ik m’n aandacht van de pijn en vooral van de stroperig verlopende tijd af te leiden. Veel helpt het niet. Doorgaan. Als ik maar eenmaal bij de zeventien minuten ben dan haal ik de twintig altijd.

Ik moet niet te veel denken aan de te overbruggen tijd. Houd de kilometers in de gaten. Al die pijn is voor niks. M’n conditie is amper beter dan vijf maanden geleden. Kom op, nog even. In ieder geval 25 minuten moet ik het toch weer volhouden. En dan op naar de 200 calorie. Houd het nog even vol. Als ik mezelf geen pijn doe, bouw ik ook niks op.
Ik zet aan om de trappers van de hometrainer nog een keer te geselen. Wat een verbeelding. Als iets of iemand hier pijn lijdt dan ben ik dat. Doorzetten nu. Ik nader de 27 minuten. Dan haal ik de dertig ook. Zweetdruppels vallen op het stuur en m’n broek. Als ik nog even zo door ga, ben ik aan het waterfietsen. Ik veeg met m’n zakdoek het zweet uit m’n ogen.
Nog even op de tanden bijten en het zit er op. Straks strompel ik weer naar huis. Bezweet en moe plof ik op de bank. Vrij snel zal ik dan voor de zoveelste keer vergeten dat de pogingen om iets van een conditie op te bouwen volkomen vergeefs zijn.
Morgen waggel ik vol goede moed opnieuw naar de fitness. Om de trappers en vooral mezelf weer eens flink te geselen. Ik blijf hopen op die montere geest in een afgetraind lichaam. Als ik maar volhoud, kom ik er wel.

Categorieën: Vervolg verhalen

Frans

Ooit schreef ik voor een regionaal dagblad. Daar hadden ze na 22 jaar genoeg van en nu probeer ik het hier. Na een grote tussenpauze hoop ik de draad weer op te pakken.

2 reacties

arta · 27 november 2010 op 10:38

Zeker, Frans: Als je het maar doorzet, dan kom jij er wel!

Schorpioen · 30 november 2010 op 21:42

[quote]Ik heb er vijf procent vet bijgekregen en ben zeven kilo spieren kwijtgeraakt.[/quote]
Je weet zelf het beste hoe het zit. Waar die wazige meetresultaten vandaan komen? Volgens mij is die apparatuur ook afhankelijk van vorm van de dag.
Houvol.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder