Een beetje troosteloos zat ik op het bankje in de tuin en volgde met mijn ogen een klein spinnetje dat als een speer heen en weer over de tegels rende. Charley had het diertje gelukkig nog niet gezien, anders was het eind van het spinnetje in zicht. Ik zette mijn koffie naast mij op het bankje en keek eens rond, de bloemen stonden prachtig, de vlinderboom was ook bezig met de knoppen eruit te persen, het leek overal in de tuin wel een bevallingsafdeling.
Elke plant was bezig de knoppen open te persen in een warm flauw zonnetje dat voorzichtig door de lichte wolken naar beneden scheen. De warmte voelde prettig aan op mijn huid.

Ineens hoorde ik ergens naast mij bij onze vijver een stemmetje, een beetje pieperig “Hé, pst, hallo, psst”. Verbaasd keek ik in het rond, en toen weer naar de kant waar het geluid vandaan kwam. Ik zag niemand. Hoe kon het ook, Charley lag lekker onder de varen tegen de schutting aan te pitten en ik wist zeker dat ik alleen in mijn tuin zat.

“Hallo”, riep ik zachtjes voor mij uit, ondertussen mijn ogen alle kanten uit laten rollen. Wist ik wat je kon verwachten. Misschien de buurvrouw? Maar nee, die had ik net aan de voorkant weg zien gaan, boodschappen doen. Wie of wat dan? En weer hoorde ik duidelijk “Hé, hallo, psst kom eens hier, psst,hé jij met die bril op”. Nou werd het helemaal te gek. Dus duidelijk werd ik bedoeld, want ik was degene met een bril, mijn kat Charley had er geen een, da’s iets wat ik dus zeker wist.

Voorzichtig stond ik op en liep op het geluid af. Bij de vijver aangekomen stond ik stil, en hoorde niets meer, totdat..”hé pssst, ik zit hier”, en onder de waterlelie kwam het hoofd van een kikker naar boven. Ik schrok me rot, een kikker die praatte? Een kikker die mij riep? Alles goed met Leen?
“Hé blinde, hier, zit ik je ziet me toch wel”, en de kikker sprong direct op het lelieblad. Het water in de vijver maakte rondjes rondom het blad. Ik schrok me rot, en dacht dat ik droomde. En het feit dat ik bang voor kikkers ben maakte de zaak er niet echt beter op. ‘”Hé, vieroog, kom eens wat dichterbij”, sprak nu de kikker een beetje bazig.
Ja, goedendag, misschien wilde hij dat ik hem of haar nog een kusje zou geven. Ammenooitenneverniet, de garoetjes. En dat schelden stond mij ook niet aan. Maar buiten alles ik stond hier wel met een pratende kikker midden in mijn tuin.
Het zweet brak mij uit.
“He’, luister effe, kun jij niet eens…”, en voor ik het in de gaten had viel ik de kikker in de rede. “Hé, dat zeg je tegen een paard, ik heb een naam hoor”.
“Ja, maar als jij jezelf niet voorstelt is het moeilijk zomaar iets te roepen niet, ik kan je toch niet roepen als Oehoe juffertje”!
“Trouwens ik ben Froggie, en zoals jij moet weten, heb jij mij die naam drie jaar geleden nog gegeven, weet je dat nog”?
Het zweet brak mij aan alle kanten uit, was dit de kikker die ik uit Charley’s pootjes vandaan had gehaald, was dit de kikker die een lam pootje eraan over had gehouden? Ik werd even niet goed, begreep nog steeds niet dat ik hier tegen een kikker stond te praten. Was ik bezig om een soort van Dokter Doolittle na te bootsen?

Een beetje benauwd keek ik omhoog naar de ramen van de buren, links en rechts, want wat moesten zij wel niet denken als ik stond te praten tegen een waterput genaamd vijver? Want van die afstand was een kikker nooit te zien natuurlijk. Had ik weer. Maar gelukkig geen buurtje kijkuit.

De kikker begon verder te praten, die had natuurlijk de hele winter zijn kakel moeten houden en nu knalde hij er op los. Alleen begreep ik niet van mezelf dat ik als een zombie bleef luisteren. Ik werd echt bang.
“Nog nooit een pratende kikker gehoord'”?, vroeg hij mij. Ik knikte heel dom, durfde niks meer te zeggen. “Oké, maar dit doe ik maar eenmalig hoor, het is dat jij mij ooit redde van die rotkater van jullie”…Ik onderbrak heb boos. “Charley is toevallig een lieve kater, wat weet jij daar nou van”, en tegelijk was ik stil.
“Nou zoveel dat ik nu een slepend achterpootje heb dank zij die lieve kater van julie, het is gewoon een galbakkie van heb ik jou daar”, en met dit statement was mijn mond direct gesnoerd, als die al open stond, spontaan viel mijn fietsenstalling dicht.

Charley had Froggie bijna het leven uitgeslagen met zijn pootjes, dus hoe haalde ik het in mijn hoofd om Charley te verdedigen. Hij vervolgde zijn verhaal met de mededeling dat hij vriendjes wilde worden met Charley maar dat ik er dan wel bij moest blijven, zodat hij af en toe een lekker badje kon nemen, zonder dat die harige pleeborstel ( dat zegt een gladjanus van een stuk zeep genaamd kikker) zijn poten eruit probeerde te rukken. Dat was zijn enige wens.
“Oké, ik zal hier blijven als jij in de vijver zit, en als Charley toevallig ook buiten is zal ik hem bij je proberen weg te houden, afgesproken dan”. Tja, wat moest ik anders zeggen.

Ik stond hier als een Mien met de korte achternaam te tokkelen met een kikker op een lelieblad in mijn eigen vijver. Kon het nog gekker? Ja hoor..dat kon. “En o ja mijn naam is Leny, zodat je mij voortaan bij mijn eigen naam kunt roepen”, meldde ik hem nog,en liep terug naar mijn bankje, waar mijn koffie ondertussen koud was geworden. Ik schudde meewarrig mijn hoofd, ik had mijzelf voorgesteld aan een kikker die al jaren onze vijver indook, en Charley tot wanhoop dreef met zijn gezwem en Charley kon alleen maar naar het water kijken, en was als de dood om in de vijver te kukelen.
En die kikker vroeg om een vredesoffensief van mijn kant?
Ik ging zitten en zag dat Charley zich lui uitrekte en traag op mij afkwam, hij nam een sprong en belandde naast mij op het bankje, terwijl hij de kom met koffie eraf gooide met zijn dikke togus.
“Kijk toch eens..”. Ik schrok, en wreef in mijn ogen. Ik was in slaap gevallen, dacht ik. Door de gevallen mok koffie schrok ik natuurlijk wakker en Charley lag nog heerlijk onder de varen te pitten. Ik keek snel naar de vijver, alles in het water was rustig. Toch stond ik op en liep er heen, niet helemaal gerust. Had ik het echt gedroomd?

Ik keek in het stille water, en ineens kwamen er bubbeltjes omhoog, alsof iemand bellen aan het blazen was in de vijver. “Ach, zeker een watervlo of vlieg, weet ik het”, mompelde ik en wilde mij net omdraaien toen ik hem of haar zag. Froggie zwaaide naar mij, en gaf mij een knipoog. Gillend rende ik naar binnen, een verbaasd wakkere Charley alleen in de tuin achterlatend. Die mocht Claudy later wel op gaan halen.

Categorieën: Fictie

klapdoos

Gewoon een Amsterdamse vrouw die met een vrouw getrouwd is, ziek is, zodanig dat de neerwaartse spiraal steeds verder zakt. maar een kniesoor die daarop let. Ik lach graag, heb genoeg traantjes gelaten om mijn ziekte en nu is het tijd om via mijn nieuwe boek eens door te gaan met uit het leven te halen wat er te halen valt, zeker in een crisistijd is het de kunst om toch vrolijk te blijven. Mijn motto is dan ook: Een dag niet gelachen is zeker een dag niet geleefd.

2 reacties

Quinn · 22 september 2007 op 18:51

Hij is leuk en grappig, wel een beetje aan de lange kant, maar toch. Origineel 🙂

pally · 22 september 2007 op 23:05

Het is een grappig sprookje, Leny en iets omgewerkt zou het ook niet misstaan in een kinderboek en dat bedoel ik positief.
Maar ik vind het wel erg lang. Je weet, daar ben ik niet zo van….

groet van Pally

Geef een reactie

Avatar plaatshouder