Jaren geleden kregen we er een kat bij. Een klein cypers, wolbaaltje. De slordigste uit het nest. Geboren op de hooizolder van een Friese boerderij. Een echte Friezin, met een behoorlijke eigen wil.
Bij het openen van de doos keek ze me aan, met een scheef kopje, en miauwde even. Alsof ze m’n geklets, tegen haar, beantwoordde. Onze andere kat, Zwabber, bekeek, lichtelijk jaloers, de vreemde sprongen van de indringster. We noemden haar “Gepie”.
[img]http://groups.msn.com/_Secure/0TgDhAi8Yr8nYybCEx!0FAEy4NpWo44ibEc6A8VdsBNdTD0RqUUiFPCG*fHDUJ97WOb1zT9b*7Gv*!cu1zUx5QoAj1Ylsv2dsje8GUq5jrK0In!GuvLatQA/gepie%20geknipt2.jpg[/img]
Gepie was een aparte kat. Uiterlijk en innerlijk. Waren haar broertjes, zusjes, vader en moeder allemaal kortharigen, Gepie had lang haar. Over haar kop aaien vond ze heerlijk, maar kwam niet aan haar rug of haar buik, dan haalde ze genadeloos hard uit met haar nagels en siste er gevaarlijk bij.
Iedereen, die op visite kwam, waarschuwden we en wie haar toch probeerde te aaien, deed dat geheel op eigen risico. Bij de meeste resulteerde dat in schrik, als ze een kopje kwam geven. Veel familie en vrienden hebben verstard op de bank gezeten als Gepie, vrolijk koppend, aan kwam lopen. Ze kreeg het altijd weer voor elkaar om tussen of achter de visite te liggen. Het was haar huis en dat liet ze zien ook.

Op een nacht wilde mevrouw naar buiten. Na enige tijd, luid miauwend, over het bed te hebben gelopen, zonder resultaat, begon ze, vanonder het bed, aan het slopen van de matrasbeschermer. Nog stonden we niet op.
Ze sprong op bed, ging bovenop m’n man zitten en leegde haar overspannen blaas. Vloekend stoof hij overeind en stond druipend naast het bed. Het was onze eigen schuld. Ze had luid en duidelijk laten merken dat ze iets moest.
Niet lang daarna hebben we een kattenluik geplaatst.

Na een paar jaar kregen we een nieuwe huisgenoot. Onze zoon uit Polen, die enthousiast brullend het huis binnenstormde. Gepie op de bank zag liggen en riep: “Moje kotek!, moje kotek!” Ondertiteld betekent dat “Mijn kat, mijn kat!” Gepie kende hij alleen van foto’s en katten had hij nog nooit van zo dichtbij gezien, laat staan aangeraakt.

Het wonder geschiedde en na enige tijd waren onze zoon en Gepie dikke, onafscheidelijke vrienden. Hij kreeg wel eens een krab, als hij te ver ging, maar hij voelde al snel aan dat met deze kat niet te spotten viel.
Als onze zoon zijn moeilijke periodes had, en zijn Poolse leventje in het kindertehuis miste, lag Gepie naast zijn hoofdkussen. Dan wisten we dat hij, de komende dagen, moeilijk te hanteren was en veel troost nodig had. Hoe beter het met hem ging, hoe verder Gepie naar het voeteneind verhuisde.

Drie jaar later werd m’n man ziek. Een rottijd brak aan. Tot overmaat van ramp, moesten we die zomer Zwabber in laten slapen. Ze had FIP, een ongeneeslijke kattenziekte. Een paar maanden later hebben we Rotie erbij genomen, een rode miauwende wervelwind, die vrolijkheid bracht.

Aan het eind van dat jaar bleek m’n man niet meer te genezen te zijn en hij ging heel hard achteruit. Aan Gepie merkten we dat het niet lang zou duren. Ze sliep altijd op zijn bed, beneden in de huiskamer. Als de verpleging hem wilde wassen, moest ik haar van het bed tillen. Het blazen en grommen was niet van de lucht. Ze wilde m’n man niet alleen laten liggen.

De nacht dat hij overleed, lag ze er ook weer. Twee grote, uit de kluiten gewassen mannen, kwamen zijn lichaam ophalen. Daar wilde ik niet bij zijn en had me boven terug getrokken.
Niet lang daarna werd ik naar beneden geroepen. Even moest ik lachen, omdat één van de mannen, heel geschrokken, aan me vroeg of ik alsjeblieft de kat even van het bed wilde halen. Ze mochten er niet bij van haar.
Ik heb haar mee genomen naar boven en de deur achter me dicht gedaan. Heel onrustig probeerde ze, miauwend, de deur open te krijgen. Alsof ze haar baas wilde bewaken.

Weer beneden stond het lege bed er nog. Ze rende erheen en ging er weer liggen, alsof haar baas zo terug zou komen.
De volgende dag zou het bed gehaald worden en het beddengoed moest eraf. Weer wilde Gepie er niet af. De dekbedhoes hebben we in een doos gedaan en haar daarin gelegd. Daar wilde ze wel op slapen en zo konden wij het bed afhalen. Met doos en al hebben we haar later weer op het bed gezet, tot het opgehaald werd. Toen moest ze er echt af. Dagenlang heeft ze nog in de doos geslapen, op de dekbedhoes.

Na een paar weken werd ook Gepie ziek. Alsof ze zonder haar baas ook niet meer verder wilde leven. Het was dezelfde ongeneeslijke kattenziekte waar Zwabber aan overleden was.
Drie maanden na het overlijden van m’n man, moest ik haar in laten slapen.
Daar stopte de “Dood”, hoewel de angst ervoor nog steeds aanwezig is bij m’n zoon en mij.


13 reacties

Kees Schilder · 29 mei 2004 op 17:32

heer erg ontroerend en heel mooi geschreven

Mosje · 29 mei 2004 op 18:04

[quote]Daar stopte de “Dood”, [/quote]De dood stopt nooit Eftee, zo is het leven!

Mooi verhaal.

Ma3anne · 29 mei 2004 op 19:12

Aangrijpend en mooi geschreven, Effie…

Irma · 29 mei 2004 op 19:21

Aangrijpend verhaal, Eftee. Kan er helemaal in meevoelen…

Reveal · 29 mei 2004 op 19:30

Ik pink een traantje weg hoor….

Mooi …

pleuro · 30 mei 2004 op 00:06

[quote]Geboren op de hooizolder van een Friese boerderij. Een echte Friezin, met een behoorlijke eigen wil. [/quote]

Miauwt ze ook in het Frysk? Miâuw ofzo? Overigens vind ik dat alle katten in Fryslân gewoon Foppe of Geke moeten heten. Hun nakomelingen Abe, Riemer en Annie 😀 😀

Irma · 30 mei 2004 op 03:02

🙁

Li · 30 mei 2004 op 11:34

Lieve Eftee,

Wat een gevoelig en prachtig geschreven verhaal.
Dank je wel dat je dit met ons wilt delen.

Li

pepe · 30 mei 2004 op 15:54

een echte eftee-column, mijn complimenten weer!!

Louise · 30 mei 2004 op 18:45

Ik ben er helemaal stil van…

Eftee · 31 mei 2004 op 00:58

Hartstikke bedankt weer, voor jullie leuke reakties.
Mosje, ik weet het, de dood stopt nooit en hoort bij het leven. Maar er was een tijd dat hij, naar mijn zin, iets te lang voor onze deur bleef hangen. Ik heb hem toen maar even hardhandig doorgestuurd naar een ander ;-). Er komt vast een tijd dat hij weer akelig dichtbij komt. Dan zal ik weer proberen hem een schop onder z’n kont te geven 😀 . Er valt niet met de dood te spotten, zeggen ze, maar je leert er wel door het een plaats te geven.
Op naar de volgende column!

sally · 31 mei 2004 op 12:03

mooi!!!!!!!!!!!!!!

WritersBlocq · 11 oktober 2005 op 22:07

Heel mooi!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder