’We moete ons gedeisd houwe, die opgewaaide sneeuw is link’ sprak Gerrit tegen zichzelf, het stuur van zijn oude BMW uit de 5 serie tot moes knijpend. Toos zat onderuitgezakt naast hem. Ze had haar schoenen al uren geleden uitgetrokken. De zachte wollen sokken hielden haar voeten, die ze af en toe tegen het dashboard plantte om haar beenkrampen te verminderen, meer dan warm. De weg was haast niet meer zichtbaar door de voortdurend opwaaiende sneeuw. Sinds zij de autobaan, vlak na de grensovergang Oostenrijk – Hongarije hadden verlaten, waren de wegen plotseling wit geworden. Tegenliggers met groot licht, files en bumperklevers hadden plaats gemaakt voor een verstilde, en vooral witte wereld. Steeds dieper drongen zij de binnenlanden van Hongarije binnen, op weg naar hun boerderij in het kleine dorpje Kisvidék. Het winterweer en de overvolle aanhanger met huisraad hadden inmiddels een dikke streep door Gerrits’ strakke tijdsplanning gehaald en dat maakte zijn humeur er niet beter op.

Gerrit was in één van zijn vorige levens touringcar chauffeur geweest. Hij ging er prat op dat hij alle hoeken van Europa had gezien en kon het niet laten om vooral niet geïnteresseerden hierover door te zagen. Een toehoorder die zijn desinteresse uitte door in zwijgzaamheid te vervallen, interpreteerde Gerrit als geboeide toehoorder en daarom kletste hij er vrolijk op los. Dat was de goeie ouwe tijd in de ogen van Gerrit. Een korte blik op zijn verfrommelde wegenkaart was voldoende, zijn onfeilbaar richtingsgevoel deed de rest. Met zijn zonnebril achter zijn oren vastgesoldeerd reed hij zelfverzekerd de Spaanse, Portugese, Italiaanse en Franse zon tegemoet. Navigatiesystemen moesten nog uitgevonden worden en TomTom was toen nog een jongensnaam, uitgesproken door iemand met een licht spraakgebrek.

Op dit ogenblik tuurde Gerrit al uren in een oneindige witte wereld met daarboven een inktzwart plafond. Het was al half 9 ’s avonds en de opwinding had inmiddels plaatsgemaakt voor twijfel en verveling. Terwijl Toos les 3 van ‘Leer Hongaars onderweg’ in de cd speler duwde en de woordjes meeneuriede, hield Gerrit zijn blik strak op de weg gericht. Slechts de geraamten van de bomen en struiken wezen hem de weg. De VDO-dayton navigatie die Toos hem vlak voor hun vertrek kado had gedaan, liet al meer dan een uur niets meer van zich horen. Het was overduidelijk dat zij vooral zichzelf een plezier had gedaan door dat wegwijzerkastje te kopen. Ze was altijd onzeker als ze van huis gingen en zijn jarenlange chauffeurservaring konden haar maar niet geruststellen. Voor hem hoefde die franje allemaal niet. ‘Hongarije lig naas Oostenrijk, das een eitje’ probeerde hij Toos nog uit te leggen, maar dat wilde niet helpen. Toos’ aandringen en haar twijfels over zijn richtingsgevoel deed zijn irritatie over dat kastje langzaam overgaan in haat. Zijn haatgevoelens bereikten een hoogtepunt toen Toos met een brede lik over de zuigmond van de houder, het kastje achter de voorruit plakte, nog vóórdat ze een meter gereden hadden. Hij werd verplicht om de hele rit naar zijn nieuwe woonland op dat kastje te letten als een schooljongen die zijn meester voor in de klas in de gaten moest houden.

Normaalgesproken heeft hij een bloedje hekel aan babbelende dames maar gedurende de lange reis was hij onbewust verslaafd geraakt aan dat kastje met die zwoele vrouwenstem. Zonder dat Toos het in de gaten had, had dat rustgevende stemmetje hem een aantal keren behoed om een foute afslag te nemen. ‘Dat wijffie heeft er tabak van’ floepte hij eruit. Toos reageerde meteen door rechtop te gaan zitten en hem strak aan te kijken. ‘Zou hij kapot zijn?’ vroeg ze voorzichtig na eerst een paar seconden stilte in acht genomen te hebben. Hij voelde zich betrapt en had meteen spijt van zijn ondoordachte opmerking. Hoe zeer hij dat kastje ook haatte, op sommige momenten was dat wijffie verrekte handig geweest en nu de onzekerheid en moeheid aan hem knaagden, was hij zelfs een beetje verliefd geworden op die zwoele vrouwenstem. Om zijn langzaam gegroeide band met het kastje op dit moment op te biechten aan Toos zou gelijk staan aan het opbiechten van een slippertje. ‘We kanne keren, dan lult ze wel weer’ sprak hij snel zonder Toos aan te kijken. Toos boog zich naar hem toe en probeerde mee te kijken op het schermpje. Daarop was niet veel te zien, een lange streep met hier en daar een zeer flauwe hoek kliefde het schermpje doormidden. Het voor de rest geheel witte schermpje gaf precies weer wat zij in werkelijkheid ook buiten zagen, sneeuw. Ergens onderaan kon je aflezen dat het eindpunt Kisvidék nog vele kilometers van hun verwijderd lag.

Toos die al vanaf het vertrekpunt een ijzersterk vertrouwen in het kastje had gehad, begon te twijfelen. Zouden wij wel de juiste route volgen en waarom horen we niets meer. Ze had onderweg niet de hele tijd opgelet, maar ze meende zich te kunnen herinneren dat het stemmetje met enige regelmaat iets van zich liet horen ook al moesten ze gewoon rechtdoor rijden. ‘Goed idee, ja, laten we eens een stukje terug rijden om te kijken of hij nog reageert’ viel ze hem bij. Gerrit had inmiddels ook al spijt van zijn tweede opmerking. Hij was helemaal niet van plan om de auto te keren, alleen om dat wijf aan de praat te krijgen. Hij vloekte binnensmonds en zuchtte. Toos vond het een goed idee en hield vol, zoals altijd. Ze boog zich diep voorover naar de voorruit om beter zicht te hebben, zoekend naar een stukje weg dat breed genoeg was om de auto met aanhanger te kunnen keren. ‘Dan kan Django meteen een plasje doen’ voegde zij liefjes toe, wetende dat hij hier niet meer onderuit kon komen.

[img align=right]http://i41.tinypic.com/2v8ho5t.jpg[/img]

Categorieën: Vervolg verhalen

5 reacties

SIMBA · 4 maart 2012 op 11:07

Ik ben dol op vervolgverhalen en kijk uit naar het volgende deel!

Meralixe · 4 maart 2012 op 13:45

We hebben het er hier op column x nog over gehad. Het verhaal zal wel duidelijk in het hoofd van de schrijver, U dus, aanwezig geweest zijn. Het is het verhaal dat U kent maar de lezer niet.
Van uit dit gegeven maakt men als men niet oplet vlug de fout min of meer onoverzichtelijk te schrijven.
Bij het overlezen merkt men die onduidelijkheid niet op daar het verhaal in het eigen hoofd meer dan voldoende aanwezig is. Zo maakt men het vlot lezen bijna onmogelijk daar er haperingen in het verhaal zitten.
Misschien begrijpt U nu ook niet goed wat ik bedoel :hammer:

Ferrara · 4 maart 2012 op 14:31

Ik zat op de achterbank. Met andere woorden, midden in het verhaal. Heb ook even op je site gekeken en besloot niet te lezen want met voorkennis is het hier minder spannend. Ik wil wel meer Gerrit en Toos. Met plezier gelezen.

Marja · 4 maart 2012 op 16:13

Ik zat naast Ferrara en heb genoten. Heerlijk leesvoer.

Mien · 8 maart 2012 op 08:58

Geweldige titel.
Moest onwillekeurig denken aan de uittocht naar Egypte.
Ik zat trouwens achter dat schaap hier beneden. 😀

Mien Dessert

Geef een reactie

Avatar plaatshouder