Wij hebben heel veel geluk in onze levens. Dat wil zeggen mijn partner, onze kinderen en ik. Dat komt zo: ik vind om de haverklap klavertjes vier. Achter mijn ogen bevindt zich een speciale scan waarmee ik temidden van enorme velden van gedweeë klavertjes drie de rebellen er feilloos uitpluk.
Ten minste dat vermoed ik. Hoe dan ook, het spreekt voor zich dat ik grote hoop heb dat mijn kinderen die scan zullen overerven. Om het lot toch een eindje op weg te helpen oefenen we soms een beetje. Gedrieën. Want mijn partner met zijn Bosnische bijgelovigheid moet niks hebben van deze overmatige voorzienigheid. Wat hem betreft stopte ik de scan eergisteren onder de grond. Zóveel geluk vinden kán niet goed zijn. Juist dan tart je het noodlot. Dus plukken mag niet meer.
In zijn nabijheid dan.

Gisteren was het weer zover. Met zoon en dochter liep ik naar de tram. En daar, deep down in de berm naast het voetpad stond een heel klein klavertje vier. Voor de mate van geluk maakt dat gelukkig niks uit. Ten minste dat denk ik.

Ik stopte, ik hurkte, en mijn kinderen hurkten mee. Ik opende de doorgeef-fuik. Vooral mijn zoon diende ik met een scan-kloon op te zadelen, bang als ik ben dat hij met zijn gevoeligheid wel de nodige gelukjes zal kunnen gebruiken in zijn komende leven. Ik hielp natuurlijk wel wat handjes mee en draaide ruime luchtcirkeltjes om de vindplaats heen. Nina zag het klavertje vier meteen. Bij haar zit het wel goed met de scan. Maar mijn zoon is anders. Hardnekkig bleef zijn blik gericht op het bundeltje slankere klavertjes drie, zo’n tien centimeter naast de held. Voor hem waren die charmante prototrutjes heel wat spannender dan mijn stoere pinkeltje.
Maar ja, hij kan ook nog maar amper tot twee tellen.

Nina wierp zich behulpzaam in de oog-spring-strijd, en in navolging van moeders voorbeeld tekende ook zij rondjes in de lucht, klein als aanwijspunten. Tevergeefs. Duka zag en hoorde niks. Hij zat nu bijkans met zijn neus in het belendende bos, onder het voortdurend slaken van verbaasde kreten over zoveel groene schoonheid. Hij ging helemaal op in zijn eigen verwondering. Alsof ik mezelf zag.

Ten slotte gaf ik mijn dochter de opdracht het klavertje te plukken en aan mijn zoon te geven. Wat ze braaf deed. Waarmee ze het haar toevallende geluk officieel overdroeg op haar broertje. Want dat is wat de bloedband vermag.

Tenminste dat hoop ik dan maar.

Categorieën: Diversen

6 reacties

KingArthur · 16 juni 2006 op 13:22

Ik hoop met je mee dat je gelijk hebt :-).

DreamOn · 16 juni 2006 op 23:37

Ik ben jaloers op jullie: ik loop mijn hele leven al naar klavertjes vier te zoeken en heb er nog nooit eentje gevonden.
Ik heb er ooit eentje gekregen van een vriend die medelijden met mij had, omdat hij ze bij bosjes vond. Dat klavertje heb ik nog steeds.
Maar het is echter, als je hem zelf vindt. Veel geluk ermee!! Groetjes Trudy

Mup · 17 juni 2006 op 15:43

Genieten altijd, jouw columns over de gewone kleine gelukjes van het leven, zoals in dit geval het vinden van een klavertje vier, en het geluk drie met je gezin te zoeken,

Groet Mup.

Chantal · 17 juni 2006 op 19:22

[quote]Tenminste dat hoop ik dan maar.[/quote]

Leuk, Anne! Ik hoop met je mee 🙂

Mosje · 17 juni 2006 op 22:00

mooi sfeervol verhaaltje weer Anne, met pleziertjes gelezen.

KawaSutra · 19 juni 2006 op 16:02

Geloof, hoop en liefde. En daarmee heb je het geluk gevonden. Mooi!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder