‘Bent u nuchter?’, vraagt een donkere man vanachter zijn balie.
‘Nee, neger, niet altijd. Bij tijd en wijle ben ik tamelijk zwaar op de hand’, antwoordt mijn vriend Jan. Met die altijd natte bovenlip staat hij met zijn harde stem het zaakje weer op te kloten. Waar ik dus weer zoals al die voorgaande keren bij sta alsof ik er niet ben.

‘Ik heb liever niet dat u mij neger noemt’, wordt hem verzocht. ‘Bovendien ben ik Hindoestaans. En ik vraag niet naar uw geestelijke gesteldheid, maar naar uw actuele fysieke staat. Heeft u iets gegeten of gedronken?’
‘Oh ja hoor, gisteren nog’, antwoordt Jan serieus.
Even blijft het stil tegenover ons.
‘Heeft u urine bij u?’
‘Ja, dat heb ik.’
Jan bukt voorover, ritst zijn reistas open en tilt van daaruit ogenschijnlijk zonder moeite een semitransparante mat-witte jerrycan op het afgiftepunt. Het vaalgele vocht dat het herbergt klotst dreigend tegen de bovenkant. ‘1300 cc op de kop af. En nul komma één vadem onder deze dop bevindt zich mijn kwaad, donkere man.’
Tijdens dat hij mij een knipoog geeft, schud ik moedeloos mijn hoofd naar hem. ‘Appelsap’, vertrouwt hij mij lip-mimend vanachter zijn hand toe. Terwijl ik wat lucht tussen mijn lippen doorblaas legt hij zijn andere hand op mijn schouder, knikt zijn hoofd naar de medewerker en zegt: ‘Dit is mijn beste vriend. Je begrijpt dat ik deze ochtend in mijn eentje nooit zoveel urine bij elkaar had kunnen zeiken.’

Jan is een lul, maar ik hou van hem. In zijn bijzijn gebeurt er altijd wel iets. Aan de andere kant verlies ik mij toch ook wel te vaak in zijn onvoorspelbaarheid. Hij leidt je continu langs het randje van pijnlijk leuk. Zoals ook nu weer.
De Hindoestaan kijkt mij aan alsof ik Jan zijn geweten ben en probeert zo om hem via mij in het gareel te krijgen. Een kansloze opdracht, want Jan gaat toch wel zijn eigen gang. Het gareel is niks voor hem. ‘Jahhan!’, maan ik hem aan.

Nadat hij alsnog het gevraagde cupje net iets te lang op irritante afstand voor de neus van de baliemedewerker heeft gehouden, worden we verzocht om plaats te nemen. In de nagenoeg lege wachtruimte zie ik Jan naar nieuwe afleiding zoeken. Hij gaat naast een vrouw met haar kind zitten en steekt vrijwel direct van wal naar de moeder.

‘Vroeger hè, toen we nog omroepbijdrage moesten betalen heb ik de dienst die zorgdroeg voor de inning daarvan een brief geschreven. Daarin stond dat ik, ondanks dat ik alleen maar luistergeld betaalde, toegaf dat ik ook wel eens naar mijn radio keek. Of dat consequenties had voor een eventuele naheffing op kijkgeld? Hahaa, daar had ik ze mooi tuk. Vind je niet?!…
Maar jouw kindje, hè? Dit is toch jouw kindje? Is zij hier ook voor bloedafname?’
‘Ja’, zegt de vrouw, ‘maar wij moeten nog even wachten tot de kinderarts tijd heeft. Want de prikjes die zij geeft die voel je niet, hè, Carlijn? En wat krijg je dan?’ Het kind kijkt overdondert door de energie van Jan langs haar moeder heen en zegt zachtjes, ‘… Een lolly…’

‘Jaja, prikjes die je niet voelt’, reageert Jan bot. ‘Volgens mij heeft mamma het gisteravond een beetje te laat gemaakt. Zo’n scherpe dikke naald in je arm doet altijd heel veel pijn.’
Het op het oog voorgenomen felle offensief van de moeder wordt in de kiem gesmoord door één van de schuifdeuren van waarlangs het nummer van Jan wordt afgeroepen. ‘NUMMER 64!’

‘Beste mevrouw, ik wil even afscheid nemen van mijn vriend. Gozer, mocht ik je nooit meer zien..’, zegt Jan kijkend naar het kind en wijzend naar mij. Daarna loopt hij de deur binnen die hij met een ferme ruk achter zich dichtschuift. Het kind naast mij zie ik met haar armpjes om de middel grijpend in de schoot van haar moeder verdwijnen. Dit is weer zo’n moment dat ik weg wil lopen. Weg van Jan. Vanuit mijn ooghoeken kijk ik naar het schuddende kinderhoofdje dat een verschrikt knikje maakt wanneer Jan vanachter de deur op zijn hardst ‘AUW!’ gilt. Niet veel later komt hij naar buiten en roept kwaad achteromkijkend ‘Oh, ik krijg dus géén lolly!!?’

De schoudertjes van het kind beginnen te schokken. Vanaf moeders buik vangt een gesmoord huilen aan, dat zich direct daarop ontwikkelt in wachtruimte-vullend gekrijs. Even ontvouw ik mijn handen richting de radeloze moeder en loop vervolgens achter mijn vermeende vriend aan.
Buiten de ziekenhuismuren geef ik Jan aan wat voor een ontiegelijke eikel hij is. Maar daar is hij niet van onder de indruk. ‘De kindertjes in Afrika, hè….’, is alles dat hij daarop te zeggen heeft.

 

Categorieën: Verhalen

13 reacties

SIMBA · 13 april 2014 op 08:31

Haha, vooral de laatste 2 alinea’s vind ik geweldig!

troubadour · 13 april 2014 op 09:35

Lekker leutig geinig grensverleggend luchtige kolderieke en daarom klassestukje.

    Pierken · 14 april 2014 op 18:25

    Leutig en kolderiek. Daar kun je mee thuiskomen! Dank Troub

Meralixe · 13 april 2014 op 12:23

Zo lees ik ze graag, verhalen die me weg voeren naar de eigen vriendenkring waar er ook zo eentje was waarbij je nooit zeker wist hoe de dag ging eindigen. :yes:

    Pierken · 14 april 2014 op 18:27

    Ik had/heb er hiervan een paar in mijn omgeving, Meralixe. Tof dat jij weet over welk slag het gaat. Eigenzinnige dwarrels die het leven leuk maken :yes:

brilmans · 13 april 2014 op 23:08

Ja, hij is fijn. Ben het met Simba eens, naar het eind toe wordt hij steeds beter! :yes:

Yfs · 14 april 2014 op 17:34

Een onheilspellende titel van een column die een hele andere wending neemt dan je zou verwachten en tóch het verhaal dekt! Knap en origineel gedaan Pierken,

“De Hindoestaan kijkt mij aan alsof ik Jan zijn geweten ben”
Mooi gevonden!

Ik mag die Jan wel. Heerlijke humor die je naar een ijzersterk einde leidt!!

:yes: :yes:

    Pierken · 14 april 2014 op 18:29

    Ik stel je graag eens voor aan hem, Yfs. Maar dan is ie wel van jou, hè?!
    Dank voor je altijd welgemeende en positieve ontvangst!

Ferrara · 14 april 2014 op 22:11

Scenario voor Toren C.

joyce23 · 8 mei 2014 op 15:01

Hahaha heerlijk :yes:
Al zou Jan er bij mij toch niet zo makkelijk van af zijn gekomen als ik de moeder van Carlijntje was 😉
Tijdens het lezen dacht ik ook regelmatig wat een eikel die Jan, maar ik heb hem in mijn “hart gesloten” na de zin ‘De kindertjes in Afrika, hè….’,
Mooie les

Frans · 15 oktober 2014 op 13:54

Jan is een racist en een laffe bovendien. Kindertjes bang maken. Hij lijkt verdorie Zwarte Piet wel.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder