Ik ben nogal speels. Zozeer zelfs dat mijn vriend regelmatig, in verschillende, af en toe méér maar meestal minder vleiende bewoordingen verzucht dat ik naast onze twee kinderen het derde exemplaar ben. Vandaag was mijn vaste lesgeefuurtje, een keer in de week, op de Nederlandse ambassade hier in Sarajevo. Ik geef Nederlandse les aan een variërend aantal leden van het Bosnische personeel aldaar. Dat ik dat baantje überhaupt heb gekregen is mede te danken aan mijn over- of hoogmoed, net wat je wilt. Afgelopen zomer liep ik in mijn beste goed de ambassade binnen en vroeg plompverloren of ze misschien werk hadden. Dat hadden ze.

Als Nederlandse voelde ik mij natuurlijk gerechtigd om zo maar op dat Hollandse eilandje in den vreemde aan te mogen spoelen en dat mijn buren hier in Sarajevo hoogst toevallig ook Nederlanders zijn waarvan de man nou net op diezelfde ambassade werkt droeg natuurlijk in niet onbelangrijke mate bij aan mijn staaltje van valse moed. Maar ik klop mezelf altijd ijdel op de borst als ik bedenk dat het baantje mij al werd aangeboden door de Bosnische dame aan de balie, die ik in het Bosnisch aansprak, ruim voordat ik ook maar iets had gezegd over mijn buren. Het was mijn welopgevoedheid, mijn welvoeglijkheid, mijn hooggeschoold zijn, mijn representativiteit en – als belangrijkste natuurlijk – mijn kennis van het Bosnisch die de baliedame deden besluiten om mij het baantje aan te bieden, even plompverloren als ik er zelf om gevraagd had.

Dat ik even later – ik kón het niet laten – toch mijn buren noemde (mijn hooggeplaatste kontakten dienden, voelde ik toen, mij nog net dat laatste stukje uit de put der onbekendheid te trekken) en dat mijn buurman toen een goed woordje voor me heeft gedaan zullen bepaald bevorderlijk zijn geweest voor het uiteindelijk daadwerkelijk krijgen van de functie. Blijkbaar durfde ik niet te hopen dat mij, zonder geschikt kruiwagentje, op eigen kracht, überhaupt iets zou worden toevertrouwd.
Ik bedoel ik ken mezelf; ik ben eigenlijk volstrekt ongeschikt als juf. Ik ga veel liever spelen. En dus probeer ik nu elke week mijn leerlingen ervan te overtuigen dat ik geen kleuter ben.

Enfin. Vanaf baka’s woning ging ik op weg naar de ambassade. Maar eerst moest ik vier batterijen op rij zoeken, voor het cassetterecordertje waarop ik vandaag een door en door Hollands liedje ten gehore wilde brengen. Na vijf winkels was ik nóg geen batterij rijker, niet eens een klein batterijtje, laat staan de dikzakken die erin moesten.
Ik gaf het al bijna op, probeerde als laatste een van die vele kleine kioskjes zoals je hier in zuidoost Europa overal in grote steden ziet – goothandels in het piepklein; ze hebben er echt alles! – en verdomd, ze hadden ze. Wachtend op de tram propte ik de batterijen in het zwarte doosje en had nog net tijd om ook de cassette er al in te schuiven voordat ik in de tram stapte. Aangekomen bij mijn halte stapte ik uit, stak de weg over en drukte de playknop goed diep in, nou mocht mijn liedje dan toch eindelijk zingen. Het liedje wandelde mee naar mijn werkplek. Beertje Pippeloentje ging naar Engeland, op een koude, zonnige dag in januari, in Sarajevo, lopend langs het nationale museum, de rivier de Miljacka overstekend en dan linksaf naar de ambassade.

Vijf voor één, het liedje was afgelopen en ik stond voor de deur. Ik spoelde terug en ging naar binnen. De les zou zo beginnen. Mijn speelkwartier was voorbij.

Categorieën: Diversen

9 reacties

Mosje · 7 februari 2006 op 11:28

Kijk, het hondje Mosje
gaat niet wandelen in ’t bosje
en niet steppen op een stepje
en niet scheppen met een schepje
en niet knikkeren en niet tollen
en niet hard de straat op hollen
en niet schrijven en niet rekenen
en geen honde-poppetjes tekenen,
en niet vallen van het krukje,
want hij leest dit prettig stukje.
😉

wendy77 · 7 februari 2006 op 13:11

Leuk stukje, alhoewel ik Mosjes reactie zeker zo leuk vind. 😀

KawaSutra · 7 februari 2006 op 13:29

@Mosje 😀

Weer een mooie beschrijving van een voor jou wellicht alledaags gebeuren. Je vakkundig geformuleerde zinnen vind ik af en toe te complex om nog prettig leesbaar te zijn. Als ik een zin eerst drie keer moet lezen raakt de inhoud van het stuk enigszins verloren. Maar dat is uiteraard mijn mening. Doet niets af aan jouw uitstekende schrijfkwaliteiten. 🙂

Anne · 7 februari 2006 op 14:10

Mosje,
Dank voor het prachtige vers!
Kawasutra,
Je hebt helemaal gelijk, ik kan mijn zinnen inderdaad vaak moeilijk kort houden (kijk, nou doe ik het weer) en dat komt de leesbaarheid niet ten goede.
Anne

Dees · 7 februari 2006 op 15:23

Mooi stuk. De zinnen lopen. De woorden passen. Tot de voorlaatste alinea. Daar struikel ik over.

Tot Beertje Pippeloentje dan, want daar kun je niet over struikelen natuurlijk 😉

Anne · 7 februari 2006 op 17:48

Beste Dees,
Wederom terechte kritiek. Het is het euvel van te snel insturen, stukje niet eerst paar dagen laten rijpen. Nu ik het opnieuw lees (heb het ingestuurd zelfde avond als ik het had geschreven) zie ik het zelf ook.
Bitte, blijft u toch allemaal vooral kritisch, dat helpt echt!
Groet Anne

Mosje · 7 februari 2006 op 20:54

Beste mensen, om misverstanden te voorkomen, het versje is het tweede couplet uit Beertje Pippeloentje van Annie M.G. Schmidt, slechts hier en daar een beetje aangepast.

En wat de reactie van Dees betreft, en de reactie van Anne daar weer op: waar sommigen struikelen lopen anderen gewoon door. Ik vind die betreffende alinea juist geen struikelblok.

Trukie · 7 februari 2006 op 22:30

Wederom mooi Anne. Ik vind de afwisseling van lange en korte zinnen, of verplicht ingelaste adem-in-adem-uit-komma´s wel prettig lezen. Het roept een betrokkenheid op. Soms veel informatie achter elkaar absorberen en dan kort en krachtig jouw eigen beleving er tussen in gemept.

Li · 8 februari 2006 op 20:48

Van deze column kun je eigenlijk meerdere columns maken.

li

Geef een reactie

Avatar plaatshouder