Mijn vader is niet dood, mijn moeder is niet terminaal ziek, mijn zus is niet gehandicapt, ik heb geen broers, mijn vriendin is niet suïcidaal en mijn vrienden zijn niet verslaafd. Ik heb een goede jeugd gehad. Tenminste dat denk ik. Eigenlijk weet ik er weinig meer van, waar ik uit concludeer dat deze goed was. Geen trauma’s. Zelfs geen uitzonderlijke gelukkige momenten kan ik mij niet herinneren. Maar eigenlijk ontstaan die ook alleen maar als je voor de rest eigenlijk kutjeugd hebt. Ook denk ik een gemakkelijke puber te zijn geweest. Niet dat mijn moeder geen zorgen had, ze is immers een moeder, maar moeilijk heb ik het niet echt proberen te maken. Nee, voor ik het wist ging ik het huis al weer uit en werd ik vol liefde verhuist door mijn vader.

Ik ben een student, heb al een diploma op zak, heb een bijbaantje als veredeld administratief medewerker, leef in een grote kamer, met een leuke huisgenote, die een leuke vriend heeft.

Ik kijk veel televisie. Stomme programma’s die niet meer lijken toe te voegen dan een conversatie de volgende dag in de collegezaal of op kantoor. Een gesprek dat slechts de inhoud van het programma herhaalt. Want oh, wat was het leuk. Of juist niet. Het laatste is niet eens een reden om hem uit te zetten en een boek of krant te gaan lezen. In plaats daarvan blijf ik kijken, benieuwd naar de afloop, om morgen te vertellen hoe slecht het einde was. Zelfs als het om een realitysoap gaat en die loopt nooit af.
Ik ben geabonneerd op de Volkskrant. Daarbij heb ik niet de moeite genomen om te controleren of ik studentenkorting kon krijgen. Dat kon ik wel. Mijn huisgenote leest Trouw en voor haar vriend wordt de Elsevier op ons adres gebracht. Gedrieën belanden zij vrijwel ongelezen in de oudpapierdoos, wat tegenwoordig meer een stapel is en wij gestopt zijn ons afval te scheiden. Vrijwel ongelezen, want de Elsevier wordt gelezen door degene voor wie deze door de brievenbus valt.

In mijn beker op de plank onder de spiegel boven de wasbak in de badkamer staan twee tandenborstels. Eén is roze. De mijne is blauw.

Eens in de zes weken ga in naar de kapper. Het is een Turkse kapper, wat niet anders is dan een Nederlandse, behalve dat het eigendom is van iemand van Turkse afkomst. En hij is goedkoper, wat niet de reden is dat ik er heen ga. Hij heeft een dochter die er ook knipt. Zij is leuk. Als ze niet kijkt, kijk ik stiekem naar haar haar. Kijkt ze wel, kijk ik naar mijn haar. Soms praten we over elkaars verkering, dan kijk ik naar haar ogen. Elke keer maak ik al vast een nieuwe afspraak.

Ik heb geen hond, geen kat. Alleen fruitvliegjes op zijn tijd en muggen sla ik dood.

Ik ben hetero. Ik ben seksueel. Soms kijk ik porno als ik masturbeer. Ik denk dat tegenwoordig iedereen dat doet en de maatschappij daarom is gepornificeerd. Vorige week pleitte mijn professor in de sociale welvaart ervoor dat het beter was om in een gemeenschap te leven (de woordspeling was snel gemaakt), maar dat we minder samen gingen leven. Het leek erop alsof hij de samenleving in plastic wilde wikkelen om hem daarmee te preserveren. Dan is Veertig dagen zonder seks is het condoom van onze maatschappij.

Ik heb geen kinderen en voor zover ik weet, slikt mijn meisje nog steeds de pil. Met een ander heb ik nooit gevreeën.

Ik probeer iedere dag fruit te eten. Groente eet ik alleen bij aardappels. Tenzij je tomaten- of knoflooksaus mee telt. Aardappel eet ik alleen als mijn vriendin kookt. Knoflooksaus eet ik alleen na het stappen met mijn vrienden. Stappen doe ik eigenlijk alleen na de training.
Ik sport, volleybal. Dinsdag en donderdag trainen, zaterdag wedstrijd. Voetballen kan ik niet, wat ik jammer vind. Ik denk dat ik een goede spits zou zijn geweest. Ik ben supporter van Ajax, maar nog nooit in de Amsterdam ArenA geweest. Soms tennis ik, of squash als het koud is. Op vakantie speel ik natuurlijk badminton. En beach volleybal. Oostenrijk is mijn favoriete wintersportbestemming. Op de schaarse vrije zaterdagen speel ik wel eens basketbal met mijn studiegenoten. En ik probeer overal heen te fietsen.
In vijf jaar is drie keer mijn fiets gejat. Zelf heb ik er ooit één gekocht van een zwerver, maar deze ging na drie dagen stuk. Toen was ik erg dronken.
Mijn vensterbank staat vol met lege Martiniflessen, in de vijf jaar die het gekost heeft om deze leeg te krijgen, heb ik vele malen meer bier gedronken. Het maakt me slechts een student, of gewoon jong. Ik schijn te leven in een maatschappij waarin jongeren steeds meer en steeds vroeger drinken. Mijn alcoholisme is dus normaal en daar hecht ik waarde aan.
De drugs die ik gebruikt heb waren slechts afkomstig van de hennepplant. Naast de televisie ligt een pakje shag, maar ik rook niet. Het goedkoopste merk, want zo luidde mijn bestelling. Het is voor de helft gevuld met tabak, daarnaast een pakje grote vloei en één kartonnetje voor een tipje. Geen aansteker, geen wiet. Op de houseparty’s waar ik kom, kan ik mij vermaken met slechts adrenaline, dopamine of endorfine. Allemaal lichaamseigen stoffen, waar ik nog nooit van buiten bewustzijn ben geraakt.

Ik ben niet verslaafd, niet suïcidaal. Ik ben een broertje. Niet gehandicapt of terminaal. Niet dood.

[i]Cor Jan van Zwol[/i]


10 reacties

Errez · 27 januari 2008 op 17:11

Hmm… wel n behoorlijk saai stukje eigenlijk. Je hebt niet echt een boodschap die je wil overbrengen?

arta · 27 januari 2008 op 18:06

Ik vind em juist grappig!
Door de manier waarop je het geschreven hebt, begon ik automatisch monotoon (in mijn hoofd, ik lees niet hardop) te lezen, wat jouw wil naar een bijzonder eigenschap (dat dacht ik te lezen ik uit jouw stuk) nóg leuker maakte om te lezen.
🙂

KawaSutra · 27 januari 2008 op 21:22

Ik vond deze eigenlijk best wel origineel CJ. En zeker in relatie tot de titel uiteraard. Want daar draait het uiteindelijk om. Dat zal ongetwijfeld voor veel meer mensen gelden. Als je niks bijzonders te melden hebt, wat moet je dan nog schrijven.
Maar als column kan het best en heb je wat mij betreft de kern aardig geraakt, met of zonder schrijffouten. 😀

lisa-marie · 28 januari 2008 op 08:47

Het is een “gewone” bijzondere column geworden.

Mosje · 28 januari 2008 op 11:55

De gortdroge opsomming van op zich oninteressante zaken levert een leesbaar stukje op.

Mup · 28 januari 2008 op 14:33

Ik vond het moeilijk om in je stuk te blijven, door de ‘kromme’ zinnen,zoals deze [quote]Zelfs geen uitzonderlijke gelukkige momenten kan ik mij niet herinneren. Maar eigenlijk ontstaan die ook alleen maar als je voor de rest eigenlijk kutjeugd hebt. [/quote][quote]Het goedkoopste merk, want zo luidde mijn bestelling. [/quote]

Maar ik zou je roman zeker lezen,

Groet Mup.

Ineke · 28 januari 2008 op 17:13

CJ, ik heb je columnn echt met heel veel plezier gelezen. En ik heb er om moeten lachen. Erg herkenbaar allemaal. Jammer van de stijlfoutjes hier en daar, maar dat doet niet af aan deze leuke column!

Gr. Ineke

Grumpy-old · 28 januari 2008 op 20:53

angename kennismaking Cor Jan.
Wat ben je een lekker saaie kerel. 😉
Maar wel een die verhaaltjes schrijft vol humor en zelfspot.

Ik vind m goed.

Greetz
Grumpy

champagne · 29 januari 2008 op 22:49

Hij had van mij korter mogen zijn, maar ik vind het knap dat het ‘saaie’ bestaan in een column hebt weten neer te zetten, op een manier die beslist niet saai is.

Anne · 31 januari 2008 op 18:13

Ik vind het een heel mooi stukje. Dat gortdroge, zoals Mosje het noemt, is alleen het allerbovenste laagje, daaronder broeit het, ongezegd. Knap.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder