De kakofonie van stemmen verstomt. Eindelijk komt er beweging op het podium. Er worden wat instrumenten neergezet en er is iemand erg nerveus op en neer aan het rennen.
De roodfluwelen gordijnen, die voor coulissen moeten doorgaan, haperen bij het open en dichtgaan.
Er komt een wat muffe lucht vanaf.
Een schelle pieptoon verraadt het testen van de microfoon. De spotlight gaat aan en in het rode licht ervan staat een man met veel te lang haar voor zijn, op het eerste gezicht, middelbare leeftijd.
De muziek zet licht aan en uit de mond van de langharige man klinken klanken terwijl het rode licht wellustig aan het knipperen gaat. Het applaus echoot door de ruimte van het kleine theater.

En ik…ik zit erbij en kijk ernaar. Ik zie alles om me heen gebeuren en kan de euforie van de gezichten in de zaal aflezen. Een vreemde gewaarwording; ik vind de muziek namelijk ronduit kut en de lichtshow storend. Dit zal waarschijnlijk te maken hebben met mijn humeur want dat is, op z’n zachtst gezegd, zwaar beneden peil. Ik wilde hier helemaal niet zijn maar heb me op de een of andere manier weer eens laten overhalen. Dat is dus stom en ik haat het. Ik haat best veel van mezelf maar dit toch wel het meest.

“Goed hé, die zanger?” Ik kijk naast me en zie de persoon met wie ik hier ben zo’n beetje soppend in haar kuipstoeltje zitten. Het feit dat ze me zover heeft gekregen om hier aan deel te nemen verdient geen vriendelijk antwoord, dat lijkt me logisch. Met mijn ontevreden smoel kijk ik haar aan en zeg dat ik haar smaak nooit veel bijzonders heb gevonden maar dat dit toch wel de kroon spant. Verschrikt kijkt ze me aan. “ Het is toch al heel leuk dat we hier samen zijn,dan maakt de muziek toch niet zo veel meer uit?” Opnieuw scoort ze geen punten. Ik ben verdomme muziekliefhebster van het zuiverste water, mag het dan op z’n minst een beetje kwaliteit hebben. Ik haal mijn schouders op en kijk ongeïnteresseerd de zaal door. Randdebielen, stuk voor stuk!

Het rode licht legt zich ten ruste en de zaal wordt gehuld in een zachtroze gloed. De zanger kijkt doordringend zijn publiek aan. Het publiek kijkt geboeid terug. Zijn stem is satijnzacht als hij voor gaat dragen. Mijn god, het gaat nog dichten ook. Make my day! Als hij halverwege is en je een speld kunt horen vallen, open ik met veel bombarie mijn zakje paprikachips. Al knisperend bekijk ik de inhoud van het zakje en haal er de grootste schijfjes uit om ze luidruchtig in mijn mond kapot te bijten. Mijn gezelschapsdame kijkt me op niet misverstane wijze aan.
“ Wat?”

Ze zwijgt en blijft alleen maar naar me kijken. De zanger/dichter gaat onverstoorbaar verder met voordragen en ik heb bewondering voor zijn doorzettingsvermogen. Ik vind het tijd voor een leuke hoestbui dus zet ik langzaam in met een beetje gekuch, om daarna het volume ietwat op te voeren.
“ Chapeau, Chan…je weet het wéér voor elkaar te krijgen om de avond te verzieken. Je bent echt een kei in het irriteren van je medemens, is het niet?” Gemaakt verbouwereerd kijk ik haar aan en haal opnieuw mijn schouders op. Had ze het maar niet in haar hoofd moeten halen om me hiermee naar toe te nemen. Dan kun je wat weerzin verwachten, toch?. Ik sta op en loop richting de uitgang van het theater.

“ En als je dan hele dagen de kleur van zijn ogen voor je ziet, dan weet je dat je nooit zult vergeten hoeveel pijn het kan doen als iemand je niet toebehoort. Omdat hij niet kan kiezen, tussen haar veilige haven en jouw onstuimige golven. Zo neem je de herinnering, van wat had kunnen zijn, met je mee naar een plek waar dromen overheersen. Om je te wentelen in een vergetelheid waarvan je weet dat hij niet bestaat maar waar je altijd op zult blijven vertrouwen.”

Als aan de grond genageld blijf ik staan en draai me om. Ik zoek naar degene die deze tekst heeft uitgesproken maar ik ben te ver weg van het podium. In het pikkedonker probeer ik de weg terug te vinden naar mijn plekje.
“ Dit was een stukje uit het werk van Chantalle. Een dame wiens schrijfkunsten ik zeer bewonder en waarvan ik denk dat we er nog veel van zullen gaan horen, in de toekomst.”
Ik ben op mijn plekje aangekomen en zie mijn gezelschapsdame naar me kijken terwijl ze de tranen rustig van mijn wangen veegt.
Ik kan geen woord meer uitbrengen en als de zaallampen aangaan en het applaus losbarst voel ik me opgezogen worden door de menigte.
“ Ik ken de zanger en heb hem jouw schetsboekje laten lezen, zodat hij er een passage uit kon pikken om voor te dragen. Hij was zeer onder de indruk en wil straks even met je praten.”
Mijn ogen zijn onrustig en mijn hersenen bevatten niet wat er allemaal gebeurt.
“ Ik hou van je en al zul je dat nooit accepteren, ik blijf het doen tot in lengte van dagen, zus!”

Ik haal mijn schouders op, snuit mijn neus in de mouw van haar jas en verlaat de zaal.
Mijn tranen drogen langzaam op. Tot in lengte van dagen.

Categorieën: Algemeen

6 reacties

Mien · 5 januari 2009 op 15:10

Goed geschreven, prikkelende en ook nog ontroerende column.

Mooi dilemma ook:
Is de inhoud belangrijker dan de vorm?
Als je de vorm voor lief kunt nemen, kan een (nieuwe) wereld voor je open gaan.

Juweeltje dit schrijfsel.

Toch ook een puntje van kritiek:
Hier en daar iets te wollig taalgebruik door een te veel aan werkwoorden.

Mien

doemaar88 · 5 januari 2009 op 15:22

Met humor geschreven en een verassend einde.

[quote]Mijn god, het gaat nog dichten ook. Make my day![/quote]
😀

SIMBA · 5 januari 2009 op 16:17

Geweldig einde! Ik heb ervan gesmuld, net als jij van de paprikachips 😀

Prlwytskovsky · 5 januari 2009 op 18:06

Ja, geweldig.
En verder sluit ik mij aan bij de voorgaande commentaren.

KawaSutra · 6 januari 2009 op 00:14

Ja hoor, ook ik heb het graag gelezen. Mooie onverwachte wending waardoor het eerste deel in een heel ander licht komt te staan.

lisa-marie · 6 januari 2009 op 12:47

ik heb het met plezier gelezen.
De verrassende wending en de ontroering in het geheel: mooi!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder