Gillende basisschool kinderen rennen om mij heen en ik word vanachter geduwd en vastgegrepen. Ik draai me om en zie dat het mijn tweedejaars kleuter is. “Wat is er schat?” “Niks, ik rende zo snel als een haas en kon niet meer stoppen.” Mijn zoon rent alweer weg, ik zie hem struikelen, weer opstaan, verder rennen, huppelen en weer vallen. Het lijkt meer op een kreupel konijntje.

“Mama, kom snel, dit moet je zien.” De oudste rent als een speer voor me uit en stopt bij een klimrek wat midden op het schoolplein staat. De benjamin van het gezin hangt ondersteboven met zijn beentjes om een houten paal geklemd, zijn kleine lichaam schommelt heen en weer en als hij op het hoogste punt is laat hij zijn benen los en komt, wonder boven wonder, op zijn voeten op de grond terecht. “Goed hè mam, dat hij dat kan.” “Ja, heel knap”, zeg ik met mijn hart bonkend in mijn keel, net aan niet bezweken van de schrik.

Grappig, de verschillen tussen mijn jongens.
De eersteling is met zijn negen jaar een zeer sportief ventje, een ware herkuul. Een wedstrijd voetballen, partijtje tennis, een paar baantjes zwemmen, hij doet het alleraardigst. Ik ben al uitgeput als ik hem op de fiets naar voetbal breng, gelukkig heeft hij zijn goede conditie van papa geërfd.
De middelste is een stuntelende pias. Najib Amhali, maak je borst maar nat! Het vijfjarige grappenmakertje kan zich vreselijk goed uiten, komt met de leukste woordspelingen, zet je onbedoeld publiekelijk voor schut maar is motorisch wat minder kundig.
De jongste van het drietal is een ware daredevil. Dit driejarige doldrieste doerakje vindt elke dag weer nieuwe extreme uitdagingen.
Een tijdje geleden, toen ik boven aan het stofzuigen was wilde hij een chocolaatje pakken. Omdat ik al eens eerder dit onbesuisde kereltje besmeurd met chocola in een hoekje achter de kast vond, had ik uit voorzorg de snoepkist bovenop de koelkast gezet.
“Mama, mama, mamahaa!” Het klonk erg alarmerend dus ik sjeesde de trappen af. Wat ik aantrof was een ondoordacht circusoptreden.
De eetkamerstoel was kennelijk niet hoog genoeg, daar moest volgens mijn eigen Adriaan van Toor een keukenkrukje op. Eenmaal op de koelkast werd de snoepkist zo goed als leeggegeten. Het cellofaan van de chocoladesnoepjes lag overal. “Wat heb je nou gedaan, weet je wel hoe gevaarlijk dit is!” brulde ik. “De snoepjes lagen zómaar hierboven en het krukje is gevallen, nu kan ik niet meer naar beneden.” Adriaan junior ziet kennelijk nog niet hoe gevaarlijk zijn capriolen zijn. Alle Billy-boekenkasten zijn met de door Ikea meegeleverde muurverankeringen stevig bevestigd omdat volgens onze acrobaat het boekje op de bovenste boekenplank toch echt de leukste is. De skippybal hebben we in de garage verstopt omdat we net op tijd een primeur op stuntgebied konden stoppen. Het had te maken met de tuintafel, een glijbaan en een blauwe schelp zonder zand. Er lag ook een touw, een houten plank en een grote bloempot klaar. Met een skippybal in de hand wilde mijn kleine stuntman een parcours afleggen en was, op zijn zachtst gezegd, niet blij dat we zijn benodigde attributen hadden afgepakt.
Het liefst woon ik in zo’n huis als dat van de Stampertjes uit Pluk van de Petteflet. Overal matrassen op de grond zodat de kans op ongelukken minimaal is.
Op een zondagmiddag, toen de dappere peuter de zestien inch fiets in de tuin gepakt had en de stunt genaamd, ‘erg klein jongetje op grote fiets zonder zijwielen’, gelukt was wilde mijn enigszins jaloerse middelste zoon ook wel iets acrobatisch proberen.

In de wachtkamer van de eerste hulp was het erg druk. Omdat we lang moesten wachten besloot de aankomende Ronaldinho buiten te hooghouden. Zijn voetbal nam hij uit voorzorg mee. Dit was niet de eerste keer dat we onverwachts naar de eerste hulp moesten. Hij ging buiten vast zijn persoonlijke record verbeteren. De kleinste tuimelaar zat om zich heen te kijken en zag dat er een hoge draaikruk in de wachtkamer stond. Dat moest natuurlijk van dichtbij bekeken worden.
De ongelukkige haspelaar zat rustig tegenover me en bladerde in het tijdschrift van National Geographic. Aandachtig bekeek hij de mooie foto’s van dieren van ver over de grens en keek toen even op om naar me te kijken. Zijn poging om op de fiets iets acrobatisch te doen was niet gelukt en hij was met een smak op de grond gevallen. Twee vingers van zijn linkerhand waren flink opgezwollen en er moest echt even naar gekeken worden.
“Hoi”, zei de dokter. “Heb je de kleurplaat van vorige keer al mooi ingekleurd?” “Ja maar mijn broertje had stiekem de krijtjes gepakt toen ik even naar de wc ging. Hij had op de muur en de nieuwe kast gekleurd en toen was mama heel boos en had de krijtjes afgepakt. Hij is dus nog niet af.” “Ow”, zei de dokter, “zal ik je deze keer dan maar een stickervelletje meegeven?”
De dokter bekeek de vingers en besloot dat er wat foto’s van gemaakt moesten worden.

Tweeënhalf uur later reden we naar huis, de één blij omdat hij nu zesennegentig keer had hooggehouden , Adriaan junior eindelijk uitgeteld, rondjes draaien op een kruk en er daarna van afspringen was kennelijk vermoeiend.
Het eerste hulp patiëntje zat achterin met zijn linkerhand in een spalk. Toen ik in mijn achteruitkijkspiegel gluurde, zag ik dat hij naar me keek.
“Mama, ik zag in het boekje bij de dokter een hele mooie vogel, hij was heel mooi gekleurd en had een grappige snavel.” “Je bedoelt vast een papegaai”, zei ik.
Mijn stuntelige maar zeer scherpzinnige zoon was even stil en zei toen, “Ik vind hem zo mooi en zo grappig, ik noem hem voortaan ‘mamagaai’.”


6 reacties

Neuskleuter · 11 april 2008 op 11:35

Vermakelijk geschreven! Ik denk dat het nog wel iets ingekort kan worden, maar de belevenissen met en van je kinderen zijn leuk. Ik denk zelfs dat je met gemak per kind nog heel wat verhalen kan vertellen.

Je hebt ook beter op de spelling gelet, zie ik! Het leest meteen prettiger.

pally · 11 april 2008 op 12:13

Je kunt leuk vertellen, Oumanouar, absoluut. Maar bij een onderwerp als dit, dat zo dicht bij je ligt, heeft de lezer minder behoefte aan veel details als jijzelf. Ik denk dat je dan moet kiezen en indikken om de lezer erbij te houden.

Groet van Pally

SIMBA · 11 april 2008 op 13:07

Een lief verhaal met een ontroerend einde!

arta · 11 april 2008 op 19:01

Eerlijk gezegd raakte ik de weg kwijt wie welk kind was door alle metaforen. Doordat ik constant mezelf zat af te vragen : Is dit nu die kleinste tuimelaar of toch de haspelaar, of waren dat allebei dezelfde? :eh:
Iets minder enthousiast dan voorgaande reacties, zie ik, maar smaken verschillen…

Dees · 11 april 2008 op 21:57

Ah, beetje slordig, maar zo barstensvol mamatrots, dat ik het toch een erg leuk stukje vond..

KawaSutra · 12 april 2008 op 02:29

Jij zult je nooit vervelen met dit drietal. De titel is leuk bedacht.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder