Mijn hoofd leunt tegen het koele raam. Ik kruip er wat dichter tegenaan, zodat mijn andere bil ook op de vensterbank plaats kan nemen. De kamer achter mij is leeg. Het vloerkleed staat opgerold in de gang. Het enige dat hier nog ligt, zijn lijmresten. Ze zijn hard en al lang opgedroogd. Een foto in de hoek liegt over een gelukkige tijd met mijn ex. Daar viel niets meer te lijmen. Ik voel me zo klein. Vanuit de achtste verdieping van deze flat kijk ik ver uit over het Friese landschap. Het groen is oneindig en wordt slechts onderbroken door spitse kerktorens. Ysbrechtum, Tjalhuizem, Nijland, Bolsward. Nietig. Daarboven strekt de lucht zich uit in een gigantische blauwe deken. Het verstikt me. Ik probeer houvast te krijgen aan het landschap, maar het lukt niet. Friesland is zo plat als een pannenkoek en ik druip er als stroop langzaam vanaf.

Ruim 150 kilometer van mijn ouderlijk huis word ik overvallen door een plotseling heimwee. Ik wil weer bossen zien. Wegen, rotondes, huizen en flatgebouwen. Ik wil ijkpunten als ik op een ellenlang pad fiets. Het vertrouwde hobbeltje in de weg. De boomstronken, vlak voor de overweg. Medeweggebruikers. Leven, ik wil gewoon weer leven. Een knuffel, van mijn ouders, mijn vrienden.

Een knuffel. Plotseling zweef ik weer terug naar mijn kindertijd. De tijd dat mijn moeder me verhaaltjes voorlas voor het slapen gaan. De tijd dat ze liedjes voor me zong. De tekst van mijn favoriete tekenfilmtune borrelt weer op. Wat heb ik die haar vaak laten zingen. Voorzichtig neurie ik het wijsje. Ik kan het nog. Het voelt alsof het nooit weg is geweest. Alsof mijn moeder het gisteren nog voor me zong.

Al hummend voel ik die warmte weer van thuis. Ik zie alle knuffels weer op mijn bed staan. Arie-Total-Los de Aap, Bruintje de Beer, Alph, die ik heb kaalgeknipt. Tara de Poes met haar lange witte haren. En het ezeltje zonder staart. Die staart heb ik er afgekauwd. Hoe vaak mijn moeder de staart weer vond en weer aan Ezel naaide, weet ik niet. Ik raakte het steeds weer kwijt. Maar mijn favoriet was toch wel die teddybeer. Dik, dol op honing en ’n tikkie dom af en toe.

Plotseling sta ik midden in de woonkamer. Mijn ogen zijn gesloten, terwijl ik rondjes draai op de melodie in mijn hoofd. Met mijn voet breek ik in mijn enthousiaste de ingelijste foto. Met nog een draai schop ik het ver door de kamer. Maar het geeft niet meer. Nu niet. De scherven zijn voor jou. Ik heb mijn lieve dikke teddybeer weer.

Bedankt, mam. Zonder telefoon, zo ver van huis, vrolijk jij me weer op.


7 reacties

Mup · 5 mei 2008 op 17:28

Knuffels en geknuffeld worden, onmisbaar!

Groet Mup.

Mup · 5 mei 2008 op 17:41

’tikkie dom ook af en toe…’
Bedoel mezelf, zag te laat dat het een themacolumn was, en heb nu ook het liedje in mijn hoofd 😕

Groet Mup.

lisa-marie · 6 mei 2008 op 00:00

Ik heb echt geen idee.
Weet zelfs niet in welke richting ik moet zoeken.

Troy · 6 mei 2008 op 09:18

Dat onbestemde verscheurde gevoel na een verbroken relatie weet je prachtig weer te geven. Een verlangen naar geborgenheid, een identiteit die je enkel in je oorspronkelijke thuishaven denkt terug te kunnen vinden. Dat lees ik hierin. Heel mooi geschreven. De titel van het lied weet ik zo niet trouwens.

arta · 6 mei 2008 op 22:36

Ik vind ook deze erg mooi geschreven!
Maar…wie is het??
Ook ik heb geen flauw benul…
🙂

lisa-marie · 6 mei 2008 op 23:17

Love hurts?

Neuskleuter · 9 mei 2008 op 12:53

Troy slaat de spijker op z’n kop. Het was precies dat ik bedoelde.

Het liedje is de introtune van Winnie de Poeh 😀
Dit is de Nederlandse tekst:

Iedereen heeft wel een speelgoedbeest
Opeens ben je ’t zomaar moe
Maar als je het boek van Poeh Beer leest
Dan zweef je er zo weer naar toe

De plek in het bos waar Iejoor woont
Met Kanga en kleine Roe
Konijn, kleine Knor en heer Uil
En zeker naar Winnie de Poeh

Winnie de Poeh, Winnie de Poeh
Dik, dol op honing, tikkie dom af en toe
Winnie de Poeh, Winnie de Poeh
Lieve dikke teddybeer Poeh

Geef een reactie

Avatar plaatshouder