Caïro, 7 april 2005

 
Op donderdagavond was het nog drukker dan gewoonlijk in Pub28, een populaire hangplek voor een ieder die vreemd of excentriek was, of zichzelf belangrijk vond in de buitenlandse gemeenschap van Caïro. Maar ook lokale zakenlui en oplichters kleurden het bonte palet van de uitgaansgelegenheid. Pub 28 is een traditionele Engelse pub gelegen op Gezira Island, omgeven door de Nijl in het drukke centrum van de Noord-Afrikaanse metropool. Het was de plek bij uitstek om westerse avonturiers te ontmoeten.

 
Robert was er in gesprek met een aantal Engelse hobby-Egyptologen. Sinds zijn aankomst in Caïro, een aantal dagen geleden, had Robert er al tientallen gesproken. Uit alle windrichtingen waren ze aangewaaid. Sommigen waren er voor het eerst, maar de meesten bekenden, dat het Egyptevirus hen al jaren geleden had besmet met een ongeneeslijke aantrekkingskracht naar de plek waar de farao’s zo’n 5000 jaar geleden hun erfenissen hebben opgericht.

 
Ook deze avond luisterde Robert weer aandachtig naar de verhalen, anekdotes en ook raadgevingen voor het geval ook Robert aangestoken zou raken door dit virus. Op een gegeven moment leek het alsof er een golf van stilte door de pub werd geblazen. Als een soort “wave”. Het luide brallen leek plaats te maken voor een wat ingetogener geluid. Robert keek in de richting van waaruit die subtiele verandering zich leek te manifesteren. Hij zag een personage dat leek te zijn weggelopen van de filmset van Lawrence of Arabia. Een oude ontdekkingsreiziger in vol ornaat, zo te zien bestand tegen de hevigste woestijnstormen.

 
Het personage baande zich een weg door de drukte en liep vrijwel rechtstreeks op het groepje waar Robert bij stond af. Neen, hij liep rechtstreeks op Robert af! Roberts gesprekspartners leken van hun stuk en wisten niet hoe snel ze hem moesten begroeten. Maar hij leek hen niet te zien en stak zijn hand uit naar Robert:”Hello, I am Graham Preston, pleased to meet you.”

 
Er ging een lichte huivering door Robert heen. Hij kon het niet precies plaatsen. Ja, hij kon het wel. Er zat een zekere vanzelfsprekendheid waarmee Preston hem begroette. Alsof hij wist dat hij Robert die avond zou ontmoeten. Alsof zij het hadden afgesproken. Het voelde…….vreemd.

 
“Hello, I am Robert. Robert Bouman.”

 
Robert had de naam Graham Preston de afgelopen dagen een paar keer horen vallen. De meeste hobbyisten spraken met ontzag over Preston. Een man, die veel voor de huidige generatie schatgravers had betekend. Een man die de archeologie in dit deel van de wereld een nieuw gezicht had gegeven. Een man die schijnbaar kansloze expedities had opgetuigd en tot een succes had gemaakt. Een man die een neus had voor het voorspellen van nieuwe vindplaatsen voor schatten uit de oudheid. Maar ook een ketter. Iemand die er een visie op nahield die niet strookte met de orthodoxe Egyptologische doctrine. Deze eigenzinnige veteraan bood Robert een drankje aan.

 
“Wat heeft jou naar dit gedeelte van de wereld gedreven?”
“Nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid vooral. Naar het mysterie. Naar het waarom van de piramides.”
“Ja, een groot mysterie is het. Hoe lang ben je hier al? Heb je al sommige piramides van dichtbij gezien?”
“Ja, ik ben hier een paar dagen en ben meteen naar Gizeh gegaan. Ik ben er een dag geweest. Ik heb op een kameel rondom de piramides gereden.”
“Zou je de grote piramide, de piramide van Khufu, willen beklimmen?”
“Kan dat dan? Dat is toch verboden?”
“In dit land is alles verboden, maar kan alles,”glimlachte Preston, “Waar verblijf je?”
“Ik zit in een hostel op Talaat Harb.”
“OK, zorg dat je om half vier vannacht gereed bent, dan zorg ik dat je wordt opgehaald.”
“Is er verder nog iets wat ik moet weten?”
“Nee, alles is geregeld. De beklimming is al een paar weken geleden gepland. Je kunt je gewoon aansluiten. Just consider it your lucky day. Ik zie je morgen vroeg in Nazlet, bij Gizeh.”

 
Graham Preston drukte hem stevig de hand en keek hem vriendelijk maar indringend aan. En hij wandelde verder de kroeg in, een kroeg waarin iedereen hem scheen te kennen.
“Hee, wat moest hij van je? Waar hebben jullie het over gehad?” De Engelse hobbyisten vielen zowat over Robert heen. Iets in hem zei dat het niet zo verstandig zou zijn om van de geplande ochtendwandeling te vertellen, dus hij hield zich op de vlakte. “Hij vroeg wat mij naar Caïro bracht. Een nogal evidente vraag, vinden jullie niet?”

 
Het geroezemoes leek weer in volume toe te nemen. Maar Robert hoorde het maar half. In gedachten stond hij al op de top van de grootste piramide.

Categorieën: Vervolg verhalen

Chris

Chris den Daas

2 reacties

Chris · 3 augustus 2014 op 15:35

Ter info, dit stukje heb ik op mijn fb page geplaatst. Dit geldt natuurlijk ook voor de lezers hier op columnx,

“Al weer een nieuw deel van The Age of Aquarius, de thriller over een briljante jongeman die op het spoor lijkt de bron van alle kennis te ontdekken. Een mogelijke ontdekking die het lot van de totale mensheid (ten goede) zou kunnen veranderen. Maar kwade machten zitten hem op de hielen. Nu zit Robert in Cairo.

Net als bij de voorgaande delen ben ik reuze benieuwd naar jullie feedback. Ik realiseer mij dat ik wel veel van de trouwe lezers vraag. Immers er spelen diverse verhaallijnen en ik publiceer maar 2-3 keer per week. Je zou de draad zo maar kwijt kunnen raken. En er komen nog lijnen bij. Op Spitsbergen, op Oxford, en wellicht ook nog elders. Maar wacht maar tot het verhaal zich verder gaat ontwikkelen en de verhaallijnen in elkaar zullen verstrengelen.

Ik ben wederom erg benieuwd naar jullie feedback.”

Mien · 3 augustus 2014 op 20:06

Feedforward: surprise me … 😉

Geef een reactie

Avatar plaatshouder