Het is ochtend. De zon schijnt naar binnen. Het is weer dag geworden. Toch wel. Ik staar naar buiten, een vrouw met een blauwe wapperende rok fietst haastig voorbij. Veertig jaar zijn we samen. Zijn, niet waren. De foto op de kast van ons samen. Ik bekijk hem nauwkeurig. Mijn nog jonge gezicht wordt omlijst door ontembare wilde krullen, hij met een ongemakkelijke grijns en grote lachende bruine ogen. Jong en zo blij.

Kunnen dingen veranderen? Zo erg dat je moet terugkijken of het ooit wel echt waar was? Alles is nu anders. Het is verwarrend. Ik herinner mij de krullende haartjes op zijn sterke armen, hoe zijn adem blies tegen mijn hals, de aanraking zacht en hard, soms woest. De geur van noten en kruiden. Hoe de vogels floten, de wind woei, en het water kabbelde. Woorden klinken als flarden door mijn hoofd. Zacht gesproken, dansend en licht.

Ik ga naar boven en neem een douche. Het zilte water wast alles weg. Ver van mij weg. De klanken, de geur, de tijden, het zijn en dan ook niet zijn. Tot het niet meer bestaat. Maar het water kan mij niet mee laten stromen, met zich mee ver hier vandaan, ik moet blijven. En dat is hier, waar ik nu nog steeds ben. Moed. Dat moet ik zijn, moedig. Langzaam droog ik me af. Mijn haar nat en wild, de huid is fris. Ik voel met mijn hand aan mijn bevende borst. Mijn hart klopt wild, dus ik leef.

In de slaapkamer is het stil. Donker, bijna alsof het nacht is, maar de dag laat zich niet bedotten. Een zonnestraal glipt onverbiddelijk door de spleet van het gordijn naar binnen. Tijd voor de waarheid. Tijd voor de realiteit. Ik open de gordijnen. Buiten ziet het er zo vredig uit. Wuivende boomtoppen, glimmend groen gras, kleurige bloemen.

Dan kijk ik naar het bed. Hij ligt er zo vredig, alsof hij nog slaapt. Het is niet waar, het is niet waar. Hij zei nog welterusten, net zoals de dag ervoor, en de dag dáárvoor. Niets wees erop dat de dag erna anders zou gaan, anders dan alle veertig jaar. Maar ik wacht nog steeds, en het is nu drie weken geleden. Ik omhels hem voor de laatste maal. Misschien moet de dokter maar komen. Het is tijd.

 

Categorieën: Algemeen

NicoleS

Door veel te lezen word je een betere schrijver. Joost Zwagerman was ervan overtuigd. Ik houd van lezen maar ook van schrijven. Ik ben bij column x terecht gekomen dankzij mijn lieve vader die hier jaren columns geschreven heeft. Kees Schilder is zijn naam. Ik hoop evenveel plezier te beleven aan het schrijven als hij. Favoriete schrijvers: Gerard Reve, J.J Voskuil, Maarten 't Hart, Adriaan v Dis, Arnon Grunberg, WF Hermans, Simon Vestdijk, Louis Bordewijk en Jean Plaidy. Favoriete boek: Het bittere kruid, Marga Minco.

16 reacties

Esther Suzanna · 11 april 2017 op 13:53

Wow Nicole, mooi! Heftig.

Nummer 22 · 11 april 2017 op 14:49

Zeker Wow! mooi beschreven. Niet te lang wachten met het roepen van de dokter..;-)

    NicoleS · 11 april 2017 op 20:27

    Nee het wordt er anders niet smakelijker op. Thanks, Ruud

Trebor · 11 april 2017 op 18:02

Mooi intiem en verstild

Karen.2.0 · 11 april 2017 op 18:07

Erg knap geschreven! Door dit kleine zinnetje (Zijn, niet waren.) weet je dat er iets ‘is’ maar niet wat (ik dacht Alzheimer of zoiets) en dan zo’n einde, toppie!!

Blanchefort · 11 april 2017 op 20:55

Pats!
Verbluffend goed.

Bruun · 11 april 2017 op 21:51

Een juweeltje dit. Heel mooi geschreven!

van Gellekom · 12 april 2017 op 08:08

Prachtig!!

NicoleS · 12 april 2017 op 12:43

Thanks!

Mien · 13 april 2017 op 22:52

In de schaduwen van mijmeringen dooft het licht langzaam uit. Mooie titel. Van licht naar donker.

    NicoleS · 14 april 2017 op 09:03

    Grappig dat je dat zegt. Ik begon namelijk met alleen een titel en dit kwam er daarna uit.?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder