Halverwege

Linksaf slaan we, ons erf af, de weg op. Het rondje wandelen is eigenlijk een rechthoek. Huis, linksaf, linksaf, linksaf, linksaf, linksaf, thuis.
Het groen om ons heen is overvloedig. Als altijd kom ik ogen en zielen te kort.
Mijn zoon kijkt naar de grond.

Binnenlicht

Het uitzicht op de speelplek is vanaf hier prima. Ik ga zitten. Die speelplek blijft voorlopig theoretisch want mijn zoon blieft niet zo nodig. Niet als hij niet de enige is tussen de toestellen. Waar ken ik dat van.

Zandheksen

Met een zucht laat ik me zakken op het rechteruiteinde van het lege houten bankje. Ik besluit dat het waarschijnlijk zo’n twintig minuten wachten wordt op de bus. Het klokje in mijn hoofd stel ik daarop af.

Zomer

We kwamen aan in de krappe woning van mijn schoonmoeder, in de late schemering. Het was zomer. Ik herinner me de vliegjes die in de vochtige hitte om de kale keukenlamp heen kriebelden.