Hout

Ik moet nog even naar de winkel. Als ik door de benedengang loop hoor ik gerammel buiten. Links om de deuropening staat hij over zijn fiets gebogen. Een korte blik.
Het zwijgen erna geeft hij nadrukkelijk vorm.

Zomerjurk

Nina en Duka liggen al in bed. Ik volg zo. Het is zeven uur ’s avonds, aardedonker buiten en we zijn ziek. Griepherfst en herfstgriep. Twee monsters in drie zielen.
Om de kou van het berghuis, ook al zo’n griezel, op zijn neus te laten kijken logeren we een nachtje bij mijn schoonmoeder. Ik moet nog stomen. Met de nadruk op moet.

Vreemde tongen

“Die blauwe in de hoek.” zeg ik.
Ik leg een munt neer. Handen in een open rechthoek ruilen mijn geld voor een pakje Orbit. Lichtblauw.
Ik wurm het bovenste stukje eruit, stop het in mijn mond en bijt de gladde perfectie kapot. Mmmmm… Benbits-donkerblauw!! De herinnering verspreidt zich razendsnel. Lopend naar mijn wekelijkse baantje slinger ik mezelf terug naar een leven geleden.

Heglek

Het poeder- en pillenoffensief werkt niet echt. De wateraanval ook niet. Hoeveel water ik ook naar binnen giet, de hoofdpijn blijft zwemmen.