De afrekening

Acht uur ’s avonds. Bijna examens. Zwijg me van de stress. Ik heb heel wat aan mijn hoofd, geloof me, maar in gedachten ben ik alsnog bij jou. De allerlaatste keer, doch dat weet ik pas later.

Ex-liefde

‘Mijn hart klopt niet meer voor jou.’

Hij stond aan mijn graf, toen hij die woorden uitsprak. Het werd weer ijzig stil op het kerkhof, alleen de wind zong af en toe haar klaaglied. De kale boomtoppen vingen het akelige gezang op. Hij had geen bloemen meegenomen. Vroeger, toen hij thuiskwam en zijn thuis nog mijn thuis was, nam hij vaak bloemen mee.

I didn’t catch the train

Toen ik jong was, waande ik me nog gelukkig. Of de kinderen van vandaag het zijn? Ik vrees van niet. Vroeger was ontspanning je vingers in een pot verf doppen en papier volkladden. Dat was leuk en ongevaarlijk, tenzij je de pot verf voor yoghurt aanzag. Vanmiddag hoorde ik tot mijn grote verbazing wat de laatste rage onder jongeren is: perron-springen.

Something I can never have

Hij preste zijn lippen zuchtend op elkaar, toen hij zag wat hij had aangericht. Het huis lag in puin. De muren, het dak, het bed, de kasten. Het waren gebroken stukken rot hout, vermorzelde stenen. Het as van zijn hartvuur smeulde nog wat. De storm had alles verwoest, op zijn geliefd instrument na. Hij had verlamd toegekeken, hoe de waarheid door zijn droom raasde. Het gedonder van dode illusies, de schichten van stervende leugens.