Zwijgen als een graf

“Ik moet je iets vertellen.” Verder dan deze vijf woorden kwam ik niet. Ik zweeg. Mijn hart ging sneller te keer, zoals mijn ademhaling. Ik was gespannen. Dat deed me overigens de das om. Weifelend zocht ik naar voorbereide woorden, maar ik was ze vergeten, hoe vaak ook herhaald. Een hiaat in mijn geheugen snoerde mijn mond.

Loos talent

Ik heb talent in talentloos zijn. Dat heb ik zojuist, tijdens een middagwandeling, beredeneerd. Talent in talentloos zijn, kan je het geloven? De oeroude clichés zijn mij nochtans niet ontgaan: “Iedereen heeft zijn capaciteiten en is daardoor uniek.” Dat is allemaal goed en wel natuurlijk, maar mensen die dat soort clichés gebruiken om mij te troosten, mogen gerust ter plekke doodvallen. Ambitie werd meteen met de paplepel erbij in mijn keel gestampt, om het zekere voor het onzekere te nemen.

Ironisch en gekanker

Toen ik na het eten van tafel ging, merkte ik in de living brandende kaarsjes op. Het licht in de rechterhoek was gedempt. Erg warm en gezellig. Zo gezellig, dat mijn eten er weer bijna uitkwam. Het was helemaal niet warm en gezellig daar, het zag er alleen zo uit. En hoewel ironie altijd al mijn grote liefde is geweest, kon ik dit absoluut niet weten te appreciëren. Ik voelde mij kut en koud. Alsof ik een godvergeten hondendrol was in het midden van een sfeervolle winkelstraat. Seizoen: winter.

Ellende van een ander

De roddelbladen zijn om van te huilen. Hun moddervette titels, flikkerende foto’s en schreeuwerige kleuren brengen allesbehalve sensatie. Vreemd-gaan, bloopers, nieuwe CD, moord en arrestatie: ik vind er geen reet aan. (Al had die CD nog boeiend kunnen zijn als het niet van die Tokiofuckers was geweest.) Uit verveling grijp ik naar een grijs potlood (oorspronkelijk bedoeld om deze “column” te schrijven) en verlos Justin Timberlake van zijn dofheid: de nagels en ogen lichtgrijs, de lippen donker. In zijn linkeroor een metalen ring en een gigantische haarverlenging. Klaar om in een nieuw hok te worden gestoken.