Algemeen
Zinloos
Vrijdagnacht en de straten zijn bevlekt met duistere poëzie. De oude binnenstad als mantel van vertier roept om meer gezelschap, om meer namen, om meer zielen. Een junk stoot me aan en in zijn ogen kruipen spinnen. Stoïcijns loop ik door maar van binnen breekt een gevoel dat ik kalm probeerde te bedekken.