We lopen naar Nina’s school, door een tamelijk doodse wijk. De lucht is grijs, zoals de laatste dagen onafgebroken. Maar het regent niet, voor de afwisseling, en er lijkt wat licht door het grijs heen te schemeren. Bovendien zit er een frisse zwierigheid in de lucht, of misschien wel in mij. Mijn optimisme ontwaakt en ik zeg: “Het wordt vast mooi weer vandaag.” Hoop is een groot meer, gezond verstand vaak maar een druppel.
“Er is hier nergens hout.” zegt Nina. Ik heb geen idee waar die opmerking uit voortkomt. Maar haar woorden sluiten wonderwel aan bij de indruk die dit stukje stad altijd al op me maakte. Er ontstaat beeld bij haar woorden. Het beton waaruit de binnenstad is opgetrokken lijkt mij links en rechts met stenen stemmen toe te spreken. En plotseling weet ik heel zeker dat er achter de muren van de hoge huizen waar we rakelings langs lopen ook alleen maar stenen leven bestaat.
Het vinden van een splintertje natuur in deze gestolde grijsheid lijkt mij dan ook totaal onmogelijk, mijn dochter heeft gelijk. Maar het valt mee. Verstopt in de plooi van een muur ontdek ik zowaar een oud houten raamkozijn. Het verfjasje verkeert in afbladderende staat; het hout vervelt en lijkt terug te keren naar zijn vroegere naakte bestaan. Dus ik zeg: “Hier Nina, hier is hout.”
Kordaat zet mijn dochter een paar stappen houtwaarts en klopt er met een knokkelig wijsvingertje op. Aan de deur van het lot, nu begrijp ik het pas. In dit land staat het uitspreken van een verlangen gelijk aan het uitlokken van het tegenovergestelde daarvan. Die vloek dient onmiddellijk te worden ontkracht, met een bezwering. Afkloppen dus, bij voorkeur op ongeverfd hout. Zodat het lot omzeild en de wens – misschien – bewaarheid wordt. Ingewikkeld, maar noodzakelijk.
Weer krijg ik beeld. Het Lot. Een oude blinde man, nors, die met zijn voelstok om zich heen zwaait, met niet alleen de bodem maar ook de wervelingen rondom hem als weg te werken weerstand. Hij ziet niks, maar voelt alles en slaat kapot wat binnen zijn tastende bereik komt. Hardop uitgesproken wensen zwermen als porseleinen vlinders om hem heen en hij mept ze wild in stukjes. Afkloppen is de lucht vrij maken en de status quo herstellen. Afkloppen is met terugwerkende kracht het geluid van een paar uitgesproken woorden omvormen tot de magische hartklop van de natuur. Een kwestie van baas boven baas.
Enfin, mijn dochter wordt overmoedig, aangespoord door mijn medewerking aan de oeroude bezweringsrite en denkt het lot nog een rondje meer om haar tuintje te kunnen leiden. En dus zegt ze: “Volgens mij gaat het regenen vanmiddag! En stormen, heel erg! En heel lang!! Vast en zeker!!” En we kloppen lekker niet af.
’s Middags regent het. Hard. En lang. We hebben het Lot beledigd.
6 reacties
Mosje · 20 juli 2006 op 21:14
Weet je Anne, wat het rare is van bijgeloof? Ik geloof absoluut niet bij, maar toch klop ik soms ook op ongeverfd hout. En in mijn auto ligt een Mariamedaillon, geerfd van mijn vader. Hij had het ook altijd in zijn auto liggen, het moest hem behoeden voor ongelukken.
Mooie titel heb je bedacht voor dit stukje, erg mooi. Ligt Bijgelovik niet een kilometer of 50 van Watbofik?
😉
pepe · 21 juli 2006 op 08:20
(H)eerlijke column weer, kun je een beetje regen hier heen sturen.
Dan stuur ik je wat zonnestralen.
KawaSutra · 21 juli 2006 op 23:48
Deze column is weer een lot uit de loterij! 🙂
Ma3anne · 22 juli 2006 op 08:44
Het afklop-ritueel. Wie is er niet groot mee geworden…
Schitterend hoe je er een sfeertje omheen bouwt in dit pareltje van woordkunst.
Dees · 22 juli 2006 op 10:19
Zou Lot stiekem de bijbelse Lot zijn? Want in dat geval weet je dat er weinig dealtjes met hem te sluiten valt, zeker als vrouw zijnde 😉
Mooi, ze worden steeds mooier.
DreamOn · 7 augustus 2006 op 14:43
Ik loop een beetje achter met columns lezen omdat ik met vakantie ben geweest, maar ik vind dit een prachtige column en dat wilde ik je toch nog even laten weten!