‘Hawwo!’ beantwoordt mijn zoon van vier de begroeting van het personeel, want hij is een bekende Nederlander in de supermarkt en hij kan de L niet uitspreken. Ik ben met mijn gedachten bij het lijstje in mijn linkerkontzak. Ik wil een zo efficiënt mogelijke route langs de rekken uitstippelen, opdat ik zo min mogelijk tijd in de supermarkt doorbreng. Sjoerd daarentegen waant zich in een speelparadijs, waar iedereen hem kent en duizenden verpakkingen op ooghoogte ‘pak me!’ schreeuwen. Een elektrisch oog registreert een beweging en een stalen hekje zwaait open. Mijn zoon en ik zijn een statistisch gegeven geworden, dat wellicht een rol zal gaan spelen tijdens de volgende aandeelhoudersvergadering. ‘Geachte aanwezigen, het afgelopen boekjaar hebben vooral vaders met kleuters significant meer in onze winkels besteed.’
Mijn zoon zit in het complot. Hij doet alles om de omzet van de supermarkt significant te verhogen.
‘Je moet een mewoen kopen,’ beveelt hij.
Ik leg hem uit dat het seizoen voorbij is en dat meloenen dus niet meer lekker smaken. Hij wil het toch. Ik maak er verder geen woorden aan vuil. Op het boodschappenlijstje staat, dat ik sperciebonen moet kopen en Sjoerd mag mij averechts helpen. Het regent bonen. Ik raap er zoveel mogelijk op.
Ik kijk nogmaals op het lijstje. Gelukkig, we hoeven niet langs de chips. Maar de toetjes kan ik niet vermijden, zie ik al. En dat is nog niet alles. Alarmfase één treedt in: om bij de zuivelafdeling te komen, moet ik langs de vleeswaren.
‘Ik wil een pwakje worst!’ roept mijn zoon.
Het meisje achter de balie zegt ‘dag Sjoerd’ en maakt al aanstalten om hem op zijn wenken te bedienen.
‘Kinderen die vragen…,’ zeg ik.
‘Worden níet overgeswagen,’ grijnst Sjoerd en houdt zijn hand op. Ik stop de kar. De buit wordt triomfantelijk verzwolgen. Ik heb ook zin in een plakje worst, maar ik durf er niet om te vragen.

Terwijl ik pakken melk en yoghurt inlaad, is mijn zoon van de kar gesprongen. Ik stoot mijn scheenbeen aan het rekje, dat voor een bierkrat is bedoeld en waarop hij net nog stond. Sjoerd komt terug met drie veel te kleine, maar rijkelijk van stripfiguren voorziene bakjes kwark. Bijna drie Euro, zie ik op het prijskaartje. Ammenooitniet.
‘Nee, Sjoerd.’
‘Ja maar, ik mocht van Selma een toetje uitzoeken.’
‘Daar weet ik niets van. Hup, leg terug.’
Tegensputterend doet hij wat hem is gevraagd. Dat valt me nog mee. Hij heeft zich ook al eens vergeefs op zijn buik geworpen en het op een gillen gezet.
‘We hebben ijsjes nodig,’ stelt Sjoerd bij de diepvriesafdeling vast. Ik kijk intussen of er iets van mijn gading ligt tussen de artikelen, die voor half geld zijn geprijsd.
‘Het is herfst, Sjoerd,’ zeg ik, ‘we hebben helemaal geen ijsjes nodig.’
‘Wewwes,’ probeert hij klaaglijk, maar ik blijf consequent.

Sjoerd ontsnapt opnieuw als ik de boodschappen op de band plaats. Waar is hij? Ik kijk vluchtig om me heen, maar ontdek hem niet. Ik tuur voorbij de sigaretten naar de videohoek. Ook niet. Visioenen van ontvoeringen schieten door me heen. ‘Jongetje van vier vermist, massale zoekactie levert niets op.’ Daar lees je alleen over. Sjoerd heeft vast ergens een display met video’s van Pokémon ontdekt. Ik trek mijn portemonnee en geef toch maar een schreeuw. ‘Sjoerd!’ Hij is in geen velden of wegen te bekennen. Ik tover een airmiles-, een bonus- en een pinpas tevoorschijn, zeg ‘nee’ als mij wordt gevraagd of ik koopzegels wil en druk op knopjes. Sparen? Ja. 14 Euro 67? Ja. Maar ik denk aan mijn zoon van vier. Wat als hij permanent verdwenen is, wat als een pedofiel hem geschaakt heeft en hem uit schaamte vermoord? Ik zou Sjoerd levenslang moeten missen. Boodschappen doen zal nooit meer hetzelfde zijn. Niets zal ooit meer hetzelfde zijn. Ik moet er niet aan denken. Maar ik doe het toch wanneer alle boodschappen opnieuw in de kar liggen. Sjoerd is nergens. Stel dat hij echt vermist is, wat dan, moet ik 112 bellen met mijn mobieltje? Ik tast in mijn binnenzakken en ontdek dat mijn 06 thuis ligt. Als mijn zoon verdwenen is, kan ik niets doen om dat te veranderen. Alsjeblieft, Sjoerd, wees niet weg.
Op dat moment zie ik een vlaggetje achter de kassa’s voorbij zweven. Wat lager verschijnen dribbelende beentjes in beeld. Het is mijn zoon. Hij heeft zo’n miniatuurboodschappenkarretje op de kop getikt, dat slechts ontworpen is om de ergernis van winkelende medemensen te wekken. Toch ben ik sinds zijn geboorte niet zo blij geweest om hem te zien.
‘Ep!’ hoor ik boven de muzak uit, ‘kom eens kijken!’
Sjoerd heeft een ‘mewoen’ gekocht en drie pakjes vruchtensap, ‘in de bonus en erg gezond’ volgens hem. De meloen leg ik terug, de vruchtensap reken ik af, met 21 cent korting. ‘Mmm, wekker,’ zegt mijn zoon van vier.

© Ep Meijer 2006

Categorieën: Diversen

8 reacties

Estrella · 3 november 2006 op 20:31

Een voor ouders zéér herkenbaar rondje boodschappen doen… En boodschappen doen bij de “airmiles-bonuskaartenwinkel”, tja, had je die toetjes goedkoper gedacht dan? 😉

pally · 3 november 2006 op 21:16

Heel grappig stukje, Ep.
Niet zozeer door wat er gebeurt, maar door hoe je het beschrijft. 🙂

Li · 3 november 2006 op 22:44

[quote]Ik wil [/quote]
[quote]Selma[/quote]

Hee Ep, je zoon woopt de boew te bewazeren. Hij kan de W wew zeggen 😀

Leuk verhaal. Wel wat lang.Instrakken maakt het nóg leuker.

Li

WritersBlocq · 4 november 2006 op 00:40

welkom met je goed geschreven debuut! Inhoudelijk => zie Li 🙂

EpMeijer · 4 november 2006 op 23:05

Dank jullie allen voor de complimenten en de opbouwende kritiek. Kijk ook eens op http://www.epsstukjes.blogspot.com
Nu met poll!

WritersBlocq · 4 november 2006 op 23:16

had ik al gedaan want lezen gaat mij momenteel beter af dan shcrijven 😉
plaats er af en toe eens eentje hier, leuk toch?

Prlwytskovsky · 5 november 2006 op 01:20

@WB: ik zie wat je bedoelt.

KawaSutra · 5 november 2006 op 01:38

Ik heb een beetje moeite met de creatief bedachte titel maar de schrijfstijl spreekt me in gebonden vorm best aan. De teksten op je blog overigens ook.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder